Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 18 juli 2025
Ik benijd dijnen lieven monde zijn koraalrood; hadde ik bladeren als dijne lippen, zoo verwelkte ik morgen op de borst eener koninginne. O, lach nog, zuster, want dan is dijn mond gelijk aan een rozeknopje, in welks hart de rijkste parelen schitteren. Dan is dijne schoonheid onuitsprekelijk, verleidend als de jongste morgenstraal!
Twee bloemen, die verwelken! Arme roze, daar liggen nu dijne roode bladeren als bloedvlekken op de sneeuw harer handen gestort. Zij schetst haar smartend beeld zoo juist!
DE ENGEL, haastig. Rosa, beslis over dijn lot; daar vóór u ligt een menschenbeeld, dat lijdt en zegt van minnepijn te sterven. In den hemel, op den hoogsten troon, zit een Godmensch, die dij zijne liefde geschonken heeft, die zijn bloed op den Golgotha bij stroomen voor dijne zaligheid heeft vergoten.... De DUIVEL. O medelijden, medelijden met mij! HET MEISJE. Ik verdwaal! Wat gedaan!
Heb medelijden met dijne arme zuster, neem ze van haren stengel, dat zij u nimmer verlate! HET MEISJE: zij plukt de bloem en steekt ze op hare borst. Blijf op mijne borst, lieve bloeme, en moges du lang zoo frisch en zoo bekorend prijken.... Maar, wat onbekend vuur zinkt er in mijnen boezem!... Roze, dijne doornen wonden mij! HET BEEKJE, waaruit de duivel spreekt.
DE DUIVEL. Dijne vraag, Rosa, doorboort mijn hart als een degen. HET MEISJE. Waarom toch? DE DUIVEL. Du zals mij dan nimmer begrijpen? O, Rosa, ik ben van hier vertrokken, den boezem verkropt door wanhoop en vertwijfeling; ik heb gedwaald als een zinnelooze en geleden als een martelaar.
Arme Lodewijk! DE ENGEL, met wanhoop. Rosa, dijn uur gaat slaan! O, lieve, zie mijne vlietende tranen! Dáár, daar is de dood.... Haastig, spreek dijn vonnis of dijne verzaliging. Behoors du den jongeling en der wereld, of dijnen God, dijnen verlosser, den minnaar dijner ziele. Wien, wien zals du behooren, den gekruisten Jezus of den wulpschen jongeling? Spreek! DE DUIVEL. Ja, Rosa, spreek.
DE BROEDER. Rosa, laat toch die droeve mijmering dijne ziele niet overnevelen. Geniet in vrede de giften Gods. Neem deze roze, zij is dijn beeld en draagt dijnen naam; haar geurrijk hart verkwikke dijnen geest. DE ZUSTER, de bloem aanschouwende. Arme roze, waarom dij zoo vroeg van dijnen stengel gerukt!... Broeder, wat zal nu het lot der bloeme zijn?
Zeg, dat du mij toebehooren wils, dat du niemand boven mij bemins. HET MEISJE. Lodewijk, ik heb eene moeder: haar bemin ik ook. DE DUIVEL. Het zij zoo, bemin dijne moeder. HET MEISJE. Ik heb eenen broeder. DE DUIVEL. Bemin ook dijnen broeder; maar zeg, dat du de mijne wils zijn, dat du niets anders boven mij bemins. HET MEISJE. En zoo ik het zegge, Lodewijk?
Hoe rozevervig zijn heden mijne wangen! DE DUIVEL, spottende tot den engel. Ha, ha, engel des lichts, du begins er treurig uit te zien! Voers du nog dijne verwaande taal? Neen, niet waar? Du bespeurs wat ik op de maagd vermag. Heb ik niet in mijn bezit de twee onfeilbare sleutelen van der vrouwen gemoed, ijdelheid en liefde?
Daar, aan dijnen voet, vertraagt het glinsterend beekje zijnen gang en murmelt zachter; ginds omhult de avondzonne de velden in prachtigen purpergloed ... o, voels du niet, hoe de aangelokte zefier in dijne blonde haren en rond dijnen ranken hals dartelt en speelt? DE ZUSTER, zittende. Broeder, de natuur is schoon, niet waar? Alles lacht en juicht om ons heen, alles is genot en vreugde op aarde!
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek