United States or Saint Barthélemy ? Vote for the TOP Country of the Week !


Mijn arme Marguerite weende, terwijl zij op de knieën voor 't bed lag, op wanhopigen toon uitroepende: "Hij is dood, o God, hij is dood!" Was dit dus de dood, die wonderlijke toestand van gevoelloosheid, dit vleesch met machteloosheid geslagen, terwijl het verstand niet ophield te werken?

Zij haastte zich zoo, dat zij tegen de keisteenen aanstootte, en zwaaide met de beide armen, ons met hare verschrikte gebaren tot zich wenkende. Eene onbeschrijfelijke ontroering greep mij bij den keel. "Oom, oom!" riep ik uit: "Zie Marguerite toch eens aan komen snellen...... Ik geloof dat het voor heden zal zijn". Oom Lazare werd doodsbleek. De dienstbode had eindelijk de hoogte bereikt.

"Daar is mijnheer Simoneau al," zei juffrouw Gabin, de kamer weer binnentredende. Hij duwde de deur zachtjes open. Marguerite barstte opnieuw in tranen uit. De tegenwoordigheid van dezen vriend, den eenigen man, dien zij kende, wekte opnieuw haar droefheid op. Hij beproefde niet haar te troosten.

Het venster was zoo goed als dicht gemetseld; de tegen de ruiten aangeplakte mist, sloeg een waren muur van duisternis op. Achter dien muur strekte zich de leegte, het onbekende uit. In de stilte verrees niets anders dan een luid geruisch, een luide stem, die de donkerte vervulde. Wij hadden de arbeiders weggezonden en enkel onze oude dienstbode Marguerite bij ons gehouden.

Marguerite had mijn hand, die machteloos van het bed afhing, in de hare genomen en kuste die, terwijl zij half-waanzinnig herhaalde: "Olivier, antwoordt mij dan toch...... Mijn God hij is dood! hij is dood!" De dood was dus niet de totale vernietiging van het gansche zijn, want ik hoorde en dacht. Het eindelooze niets was sinds mijn kindschheid een schrikbeeld voor mij geweest.

Zoo zou het een gezellige partij worden, geheel en al een onderonsje, zonder vreemde menschen, waarvoor men maar een lastig decorum zou te bewaren hebben gehad. Marie deelde uit een groote mand kersen telkens een handvol uit, aan wie maar wilde en Etienne vertelde, al etende, hoe Marguerite Van Laren met een pretentieusen mond beweerd had, dat een Jan-Plezier burgerlijk was.

De zaken gingen daar hoe langer hoe slechter; de zoutgroeven brachten bijna niets meer op en de landstreek ging meer en meer achteruit. Marguerite was toen nog maar een kind. Zij hield veel van mij, omdat ik haar nu en dan voortduwde in den kruiwagen. Later, den morgen toen ik haar ten huwelijk vroeg, begreep ik aan haar verschrikt gelaat, dat zij mij afschuwelijk vond.

Ik snelde op het raam toe, maar ik kon Jacques niet meer verhinderen in het water te springen. Marguerite had hem als kind op de armen gewiegd, hij droeg de oude een gehechtheid toe, alsof hij haar zoon geweest ware. Bij het gedruisch van haar beider val was Babet overeind gerezen, vervuld van ontzetting, de handen gevouwen houdend.

Die woorden vielen als hamerslagen op mijn hart. Simoneau was op Marguerite toegetreden en smeekte haar niet in de kamer te blijven. "Bespaar u zelve toch dat verdriet", drong hij aan. "Neen, neen," zei mijn vrouw, "ik blijf hier, tot het laatste oogenblik wil ik bij hem blijven. Denk er aan dat ik niets en niemand in de wereld heb dan hem en dat ik, als hij weg zal zijn, geheel alleen sta".

"Mijn lieve," zei de oude vrouw, "'t is werkelijk verkeerd dat je ze niet drinkt terwijl ze warm is. 't Zal je goed doen." Zij zei dit tegen Marguerite en het zachte geluid van een filter op den schoorsteen, vertelde mij dat men bezig was koffie te zetten. "Je begrijpt", ging zij voort, "dat ik er bepaald trek in had.