United States or Canada ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ongetwijfeld was hij dien dag al verscheidene trappen op en af geweest. Daar de lamp de kamer maar flauwtjes verlichtte, vroeg hij: "Is het lichaam hier?" Marguerite was bevende opgestaan. Juffrouw Gabin had Dédé buiten de deur gezet, daar een kind niet overal bij behoefde te wezen; zij deed ook alle moeite mijn vrouw naar het venster te krijgen, teneinde haar het onaangename gezicht te sparen.

Dit alles gebeurde op klaar lichten dag. Andere, nog vermeteler feiten waren juist om hun vermetelheid bij het volk verdacht. Den 4 April 1832 klom een voorbijganger op den straatpaal aan den hoek der straat St. Marguérite en riep: "Ik behoor tot Babeuf!" Maar onder Babeuf vermoedde het volk den politieprefekt Gisquet. Onder andere zei deze voorbijganger: "Weg met den eigendom!

Ongetwijfeld bevond ik mij weder in een dergelijken toestand, die mij stijf en onbewegelijk maakte als een doode en mijn omgeving in den waan bracht dat ik gestorven was. Het hart zou evenwel weer beginnen te kloppen en het bloed zou opnieuw door mijn lichaam stroomen om kracht te geven aan mijn zenuwen en spieren; ik zou weer ontwaken en Marguerite troosten.

Ik merkte dat zij nader trad. Zij zag mij aan en bevoelde mij, terwijl zij zeide: "Arme kleine! arme kleine!" Marguerite snikte als een kind. Juffrouw Gabin hielp haar opstaan en deed haar in den fauteuil neerzitten, die dicht bij den schoorsteen stond. Toen beproefde zij haar te troosten. "Gij moet uzelf niet geheel van streek maken.

Toch wordt, na rijp beraad, tot een aderlating besloten en Jeanne is na twee dagen weer hersteld. De volgende zitting heeft plaats den 27en Februari. Beaupère ondervraagt. Hij wil weten of zij ook thans nog hare stemmen hoort. Jeanne hoort ze nog dagelijks, zij spreekt nog telkens met de Heilige Cathérine en de Heilige Marguerite.

Was ik niet de wereld en zou alles niet vernietigd worden, als ik vernietigd werd? Over het leven te kunnen denken als men dood is, dat was altijd mijn verlangen geweest. Dit was echter ongetwijfeld de dood niet. Ik zou aanstonds weer tot het leven terugkeeren, dat voelde ik. Ik zou mij uit het bed voorover buigen en Marguerite weer in mijn armen sluiten.

Marguerite had ongelijk zich zoo wanhopig te toonen; ik voelde nu de kracht in mij het hoofd om te wenden, maar aanstonds als zij weder uitriep: "Hij is dood! mijn God, hij is dood!" zou ik haar een kus op het voorhoofd drukken en haar toefluisteren, heel zacht, om haar niet te verschrikken: "Wel neen, lief kind. Ik sliep alleen maar. Gij ziet wel dat ik leef en u bemin".

Dumas fils#. Zij stemde terstond toe, niet alleen uit bewondering voor den grooten meester doch ook uit dankbaarheid voor het Parijsche publiek, dat haar zoo allercharmantst ontvangen had. Er werd tusschen hen overeengekomen, om het vierde bedrijf van "Marguérite Gautier" te geven.

Zoo redeneerende beproefde ik mijzelven geduldig te stemmen. Uren verliepen. Juffrouw Gabin had haar dejeuner medegebracht. Marguerite weigerde echter ieder voedsel. De namiddag ging voorbij. Door het venster daalden de geluiden uit de rue Dauphine naar binnen. Eenige beweging aan den koperen kandelaar, die op het marmeren waschtafeltje stond, deed mij vermoeden dat men de kaars verwisselde.

Ik nader de stervende Marguérite Gauthier, vat haar hand in de mijne, zie haar aan en spreek zoo duidelijk mogelijk de enkele woorden van mijn rol: "Arme Marguérite!" Reeds wend ik mij om, toen de smeekende stem van Sarah me terug roept. Dokter, ga nog niet heen! Ik keer naar haar ziekbed terug, neem opnieuw haar pols op en roep uit: "Arme Marguérite!"