Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 11 juni 2025
Hij nam zijn hoed af, groette eenigszins wrevelig en links, zeggende: "Vergeving, mijnheer de maire..." Dit woord: "mijnheer de maire" maakte op Fantine een zonderlingen indruk.
Toen men hem de uitnoodigingen der gezelschapskringen zag afwijzen, zeide men: 't is een onbeschaafd mensch. Vijf jaren na zijn komst te M. sur M., in 1820, waren de diensten, welke hij het land had bewezen, zoo uitstekend en in 't oogvallend, en de wensch van het geheele oord was zoo eenparig, dat de koning hem opnieuw tot maire der stad benoemde.
"Goed, mijnheer de maire," antwoordde Scaufflaire, en met den nagel van zijn duim een vlek van de tafel krabbende, zeide hij op dien onverschilligen toon, waarmede de Vlamingers zoo goed hun sluwheid bewimpelen: "Maar, daar valt mij in, mijnheer de maire heeft nog niet gezegd, waarheen de reis gaat. Waar moet mijnheer de maire heen?"
"Deze beleediging was tegen mij, en ik geloof dat ik daaromtrent handelen kan naar ik verkies." "Vergeef mij, mijnheer de maire. De beleediging gold niet alleen u, maar ook de justitie." "Inspecteur Javert," hernam mijnheer Madeleine, "de hoogste justitie is het geweten. Ik heb deze vrouw gehoord. Ik weet wat ik doe." "En ik, mijnheer de maire, weet niet wat ik zie."
In deze tweede helft der negentiende eeuw, waarin wij zijn, zijn de maire en zijn sjerp, de priester en zijn kasuifel, de wet en God niet meer voldoende, zij moeten door een postillon van Longjumeau aangevuld worden; een blauw buis met roode opslagen en ronde knoopen, een plaat op den arm, een broek van groen leder, gevloek tegen de normandische paarden met opgebonden staart, valsch galon, leeren hoed, zwaar gepoederd haar, groote zweep en hooge laarzen.
Mijnheer Madeleine vond Scaufflaire te huis, bezig met het herstellen van paardetuig. "Scaufflaire, hebt ge een goed paard voor mij?" vroeg hij. "Mijnheer de maire," zei de Vlaming, "al mijn paarden zijn goed. Wat bedoelt u met een goed paard?" "Een paard, dat twintig uren in een dag aflegt." "Drommels!" hernam de Vlaming, "twintig uren." "Ja." "Voor een cabriolet?" "Ja."
"Ik heb ginds, achter de bouwvallen van het oude klooster, in een hoek, dien niemand ziet, een afzonderlijke woning met drie kamers." Dit gebouwtje was inderdaad zoo goed achter den bouwval verborgen, en zoo geplaatst dat niemand het zien kon, zoodat ook Jean Valjean het niet had gezien. "Goed," zei Jean Valjean. "Nu heb ik u nog twee dingen te verzoeken." "Wat, mijnheer de maire?"
Hij zag Fantine strak aan en vervolgde, terwijl hij de das, den hemdsboord en den rokskraag van Jean Valjean opnieuw vatte: "Ik zeg u, dat hier geen mijnheer Madeleine en geen mijnheer de maire meer is. Er is hier een dief, een roover, een galeiboef, die Jean Valjean heet; en dat is degeen, dien ik hier vasthoud."
Juist toen mijnheer Madeleine de pastorie voorbijging, was er in de straat slechts één voorbijganger, en deze merkte op, dat mijnheer de maire, de pastorie voorbij zijnde, een oogenblik stilstond, toen terugkeerde tot aan de deur der pastorie, haastig de hand aan den ijzeren klopper legde en hem ophief; zoo eenige oogenblikken in gedachten bleef staan, waarna hij in plaats van den klopper hard te laten vallen, hem zacht en zonder gerucht nederliet, en nu met een soort van haast, die hij vroeger niet had, zijn weg vervolgde.
"Hebt ge een voorspoedige reis gehad, mijnheer de maire? O, hoe goed van u, dat ge haar gehaald hebt! Zeg mij maar alleen, hoe 't haar gaat? Heeft zij de reis goed doorgestaan? Ach, zij zal mij niet meer kennen? De lieve kleine heeft mij in al dien tijd vergeten! kinderen hebben geen geheugen; 't gaat hun als de vogels. Vandaag zien zij dit, morgen dat, en vergeten alles.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek