Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 11 juni 2025


Maar toen hij dezen maire, dezen overheidspersoon zich bedaard het gezicht zag afvegen en hem hoorde zeggen: stel deze vrouw in vrijheid, werd hij van verbazing als verbijsterd; hij kon evenmin gedachten als woorden vinden; de hoogste graad van verwondering was bij hem overtroffen. Hij verstomde. Dat woord had een niet minder vreemde uitwerking op Fantine voortgebracht.

Hij staarde met wezenloozen blik in de vlam der kaars en nam van het heete, smeltend vet van de pit, en wreef dat tusschen zijn vingers. De oude vrouw wachtte. Zij waagde het nogmaals haar stem te verheffen: "Mijnheer de maire, wat moet ik zeggen?" "Zeg dat het goed is, ik kom."

Zelfs met een escorte was het reizen gevaarlijk, het leven van drie of vier ongelukkige gendarmes zou nutteloos zijn blootgesteld. "Ik ben dus ook voornemens zonder escorte te gaan," antwoordde de bisschop. "Hoe kunt ge hieraan denken, Monseigneur?" hernam de maire. "Ik denk er zoo zeker aan, dat ik voor de gendarmes bedank en binnen een uur vertrek." "Ge wilt vertrekken?" "Ja." "Alleen?"

En, om alles te zeggen, ofschoon de president een goed en verstandig man was, was hij terzelfder tijd een zeer vurig koningsgezinde, en hij had er zich over gebelgd gevoeld, dat de maire van M. sur M., toen deze van de landing te Cannes sprak, de keizer en niet Bonaparte had gezegd. Het bevel tot gevangenneming werd dus uitgevaardigd.

Hoe het zij, mijnheer de maire, 't is een zaak van straat-politie, die mij aangaat, en ik behoud vrouw Fantine." Nu sloeg mijnheer Madeleine de armen over elkander, en zeide op een strengen toon, zooals nog niemand in de stad van hem gehoord had: "Het feit waarvan ge spreekt, is een zaak van de stedelijke politie.

Toen zag zij iets ongehoords, iets zoo ongehoords, dat zelfs in de gedrochtelijkste koortsbeelden haar zoo iets niet verschenen was. Zij zag den politieagent Javert mijnheer den maire bij den kraag vatten; zij zag mijnheer den maire het hoofd buigen. Het was haar, alsof de wereld onderging. Inderdaad, Javert had Jean Valjean bij den kraag gevat. "Mijnheer de maire!" riep Fantine.

Hij rilde van het hoofd tot de voeten, en riep verschrikt: "Wie is daar?" "Ik, mijnheer de maire," antwoordde iemand. Hij herkende de stem zijner oude portierster. "Welnu, wat is er?" vroeg hij. "Mijnheer de maire, 't is zoo vijf uur." "Wat gaat mij dat aan?" "De cabriolet is er, mijnheer de maire." "Welke cabriolet?" "De tilbury." "Welke tilbury?" "Heeft mijnheer de maire geen tilbury besteld?"

Hij bleef een oogenblik nadenken, en nam werktuiglijk bij herhaling een weinig zand uit het zandbakje, dat op de schrijftafel stond en zeide toen: "Thans, nu ik den waren Jean Valjean heb gezien, begrijp ik niet, hoe ik iets anders heb kunnen gelooven. Ik bid u om vergeving, mijnheer de maire."

Maar mijnheer de maire was er: wat had zij te vreezen? Javert trad tot in 't midden der kamer en riep: "Nu! komt ge?" De ongelukkige zieke zag rondom zich. Er was niemand dan de liefdezuster en de maire. Wie kon deze smadelijke oproeping gelden? Haar alleen! Zij rilde.

"Drommels, mijnheer de maire, 't is een splinterige zaak. Zoo 't Jean Valjean is, is 't een herhaling van misdaad. Over een muur te klimmen, een tak af te breken, appelen te stelen, is een jongensstreek, als 't een kind doet, een wanbedrijf voor een man; maar een zware misdaad voor een vroegeren galeislaaf. Overklimming en diefstal, al het strafbare bij elkander.

Woord Van De Dag

verduldige

Anderen Op Zoek