United States or United Arab Emirates ? Vote for the TOP Country of the Week !


Nagenoeg als-boven. Zonder meid, maar met 'n "mensch." Naaister, kaas en schoon linnen van-tyd tot-tyd, maar zelden. Godsdienst als-boven. Twee schuiframen. Kleine achterkamer die inspringt om de binnenplaats. 't Heele gezin slaapt in twee bedden. Van kraamschut geen spoor. De jongens heeten Louw, Piet of Gerrit, en gaan "op" horologiemaken of letterzetten. Soms naar zee, maar zelden.

"Heeft de kleine Louw u de eieren gebracht?" vroeg ik, om haar te doen blijven. "Ja, in orde," sprak zij, terwijl een vluchtig rood even hare wangen kleurde en zij wilde doorgaan. "Blijf, Francis; ik meen recht te hebben op eene betere ontvangst."

Ja, vier jaar, Louw en Anna zyn zeven jaar geëngageerd geweest... Wouter was er grootsch op, dat-i nu precies wist wat dit beduidde. Hy begreep dat het zooveel wil zeggen als: samen 'n bovenhuis huren, liefst in Mei. En kryg je nou die linnenkast? Neen ... die wil m'n moeder zelf houden. Maar als we nog 'n jaar wachten, zal ze ons 'n andere geven, zegt ze, 'n kleine. 'k Had liever de groote.

Stem: Ach, ach, nog eens ach, 'k Wou, zei Joosjen, dat ik 't zag. De Waarzegster. Louw, Louw, flinke Louw! Wel hoe heb ik het met jou? Heugt je niet hoe maats we waren, Toen je zoudt naar Groenland varen? "Moertjen!" zei je, "'k ga naar zee, Geef me een amuletties meê!" En ik zocht eens in het zootjen Dat ik erfde van mijn grootjen; Maar het sticht niet hier op straat, Ook herken je mij al, maat!

Woensdagmorgen werd de jaarvergadering van de Vrouwen-Federatie door ds. Louw met een gebed, het voorlezen van een stuk uit den Bijbel, het houden van een korte toespraak en het zingen van een psalm geopend, waardoor de aanwezigen in de stemming kwamen, die zij voor haar werk meenden noodig te hebben.

Hoor, ik zal een an'dre leeren, Om je meisjen te bezweren, Dat zij je alles klappen zal, Wie een zoentjen van haar stal, Wie zij streelde met een kusjen... Stuif niet op, zij heeft een zusjen. Kom van avond bij me, maat! Als de star in 't westen staat, En mijn keteltjen zal zingen, En mijn katertjen zal springen, En ik ben wat, flinke Louw! Of mooi-Aagtjen blijkt je trouw.

Maar je vroegt straks naar mooi-Aagtjen: Hieldt je dan een oog op 't maagdjen? Voor den drommel, weêrgaasch wijf! Heb me nou niet weêr bij 't lijf! De Waarzegster. Louw, Louw, flinke Louw! Als of ik je foppen zou! Wis, was jou de spreuk vergeten, Die de kroon zet op de keten: "Ebro flavi pactolus, Dolu ico avamus!"

Ik ben niet om haar verlegen... vier... vyf... dáár kan Louw zitten, dan moet-i z'n beenen maar vóór zich houden... en dáár 'n stoel... ja, zóó... 't is heel goed dat ze niet komt, 't was toch te vol geworden... Leentje, ga aan je werk, en snuit je neus... of neen, ga 'ns even naar juffrouw Laps, en vraag of de juffrouw me-n-'n paar krukjes wil leenen, zonder leuning, weetje... omdat die stoelen... zieje, tegen den schoorsteen, dat schuift niet in... ja, vraag 'n paar krukjes aan de juffrouw, en zeg aan de juffrouw dat 't voor my is, en dat ik de juffrouw wacht tegen zevenen... maar doe 't kompliment aan de juffrouw, en snuit je neus."

Komt er van je hijlik wat? 'k Wou dat ik haar jaren had, Maat! ik bleef al even pover, Maar jou diefzak vloeit wis over Van dukaten, flinke Louw! Wel, hoe heb ik het met jou? Louw. Wijf, wijf! weêrgaasch wijf! Te olijk hadt je mij bij 't lijf: Toen ik, in de boot gesprongen, Beertjen met zijn beide jongen Uit de schotsen duiken zag, Riep ik: "Komt maar voor den dag!"