United States or North Macedonia ? Vote for the TOP Country of the Week !


In zijn "Gesprekken" zien wij Goethe herleven, zooals hij in zijn latere jaren inderdaad geweest is: wij zien zijn gebaren en hooren hem de menschen, waarover hij spreekt, met geweldige stem imiteeren, eenigszins lispelend, doordat hij voortanden miste; wij zien hem in zijn geliefkoosde houding, met zijn handen op zijn rug, stappend om zijn tafel heen, en daarbij vertellend, lachend, op zijn poot spelend, zachtkens zingend, vloekend, spottend goedmoedig; en daarbij nog altijd de hooghartige statige Goethe blijvend, die zich met een: Nu we hebben weer een goeden dag gehad! aan tafel begeeft, en het zich kostelijk laat smaken, en nog wel een fleschje Rijnwijn lust.

Ik heb een redeloozen angst .... ik ben heel zwak misschien, o! ik wilde zoo graag dat het een gekke angst was .... Neig over me. Zie, ik kan uw hoofd niet meer omarmen!.. Hij ging leunen tegen het bedkussen, dichtbij, zoodat zijn adem kittelde over hare wangen. Ze scheen gelukkig te zijn dat hij zoo nevens haar lag, en hare oogleden trilden. Toen vroeg ze lispelend: Hebt ge me nog lief, Ernest?

Ik word waarlijk zot! En lispelend achter haar, in 't uitgaan: Je t'adore, vezelde hij. Ze bleven een tijd lang zonder praten. De groene laan voorbij vroeg Francine over zijn schouder: Zeg 'es, ik wou u wat vragen .... ik wilde het sinds gisteren reeds .... Hij leunde tegen de kussens, sprak gewoon, zonder gebaar: Ja, dat weet ik wel. Ze boog voorover en staarde hem in zijne oogen aan.

Mevrouw, zei hij, ik bid u te willen inzien, dat gij zeer, zeer zwak zijt. Ik kan niets doen voor u, indien gij mij niet helpt. Ge moet u afwenden van uw leed. Het is van uw leed, dat wij moeten u trachten te genezen. Zij schudde haar hoofd. Terwijl ge spreekt, deed ze lispelend, voel ik hoe ziek ik ben. Goede man, ik vrees, dat ge.... Och! Och!

Maar nog zien herders in het morgenschemerlicht, Gestalten zweven, witter dan de neev'len dicht, En altijd hooren zij nog bij het vallend duister, Een teeder zuchten en een lispelend gefluister.

Sta een oogenblik stil, zoo mogelijk alleen, op een rustig plekje. Hoort ge dat geruisch? Lispelend, glijdend, strijkend, als een zijden gewaad over een marmeren vloer, als het gemurmel van een verwijderd beekje. De taal der luchtgoden!

En het praten ging voort, lispelend met neusachtig geneurie.... wonderlijk toch zoo'n gesloten leven.... Johan liep weêr door, de broodenverkoopsters langs, waarvan hij het oogengegluur achter zijn weggaan voelde, hij zelve kijkend naar links en naar rechts, als een speurhond met den neus in den wind. Hij keek over de markt in de druischende drukte.

Hij bewoog zich thans met groot gemak onder Franks kennissen, gekleed als een dandy, innemend en minzaam, zijn Engelsch lispelend met een gemaakt accent, dat hij voornaam vond. Hij dineerde met Frank iederen dag in Franks club, waarin hij geïntroduceerd was, proefde met het geblazeerdste gezicht ter wereld fazanten en fijnen wijn en rookte havanna's van twee shilling alsof het strootjes waren.

Hij zag 't scherp-duidelijk wreed precies; zóó zouden ze zitten, dikwijls, in den winter; de voeten met-d'r-vieren bij het vuur, de beide hoofden achterover in gesoes ... of stil-verdiept in rustige lectuur.... Dan ging het schemeren, werd het lezen al onmogelijk.... In de kamer..., in de kamerhoeken was de duisternis geluidenloos al groeiende, deed allen vorm in vreemde trillingen vervloeien, werd langzaam, langzaam aan al dichter, wolliger, diep-zwarter om hen heen, en eindelijk waren nog alleen zij beiden aan den haard, door 't vuur-gegloei, in een rossigen schijn, waren enkel nog hier en daar op glaswerk of metaal wat glimmeringen, als stille dwaallichtjes, zoo sprookjesachtig-rustig en intiem...; dan neigden zich hun hoofden naar elkaar, en gingen liggen fluisteren..., dan zochten zich hun handen Paul zag het, hij zag het! de ééne stoel stond leeg!... in den anderen lagen zij beiden en hun lispelend gekus was storend in de staande stilte.... Paul zag, hij hoorde, voelde 't allemaal, en jaloezie was als een gloeiend ijzer in z'n klam-koude, dichtgedrukte borst.... Op sloeg zijn passie, wild-uit in zijn lijf; hij kon 't haast niet meer bedwingen.... Hij zag haar niet, stond zelfs afgewend van haar, maar voelde sterk haar atmosfeer, en als lokkende weelde klankte hem door 't hoofd haar stem-geluid.... Hij stond in blind geworstel met zijn hartstocht.... Daar ontdekte hij ook ineens..., daar zag hij dat waarop hij al minuten lang gestaard had zonder zien: een glazen deur door, in een andere zaal, zag hij een ledikant staan, een voor twee, met baldakijn en breed-geplooid gordijn; het stond daar als model te pronk.... Toen knipten zijn oogen door 't daarachter branden van zijn bloed, zijn keel en mond verdorden, er was een wild geklop in zijn borst en zijn blakerende polsen.

En ze wilde zich, al hem aankijkend, dankbaar toonen. Ze keek hem stil, ongemeen rustig aan. Ze schudde nauw zichtbaar haar moede hoofd. De gasthuisnon gleed voorbij door de zonnestrepen. Née, deed Vere lispelend, ik voel het beter: ik ga weg van u allen.... ik ga sterv Een snik brak het woord. DE ECHTE S