Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 9 mei 2025


Met U 't accordeeren is oock al mijn hopen, Doet ons schant niet open, maar houtet toch secreet. Ja heer officier, maket doch dat niemant en weet Haer bedreven leet, men salt u wel betalen. Jaep. Voor mijn deel beloof ick u twee silveren schalen, Daar voor sonder langh dralen, u sal meê vereeren.

Hi heeft bi ridderscape ghesworen, Als hi van u vernemt ende weet, Al waert alle sine maghen leet, Dat ghi werden selt sijn wijf. Reinout, dat moet sijn een blijf, Want ic ben eerlic ende wale ghehout, Ende hebbe enen edelen man ghetrout. Dien ic minne boven alle die leven.

LEANDER. Hoe, lachjer om? ik zweer dat zal je rouwen. Schryf dat ze lacht. JERONIMO. Ei, sla dat liever over, want Myn Dochter heeft noch, Heer, van trouwen geen verstand. LEANDER. Schryf, dat hy twemaal is gevallen in myn reeden. JERONIMO. Vergeef me dat, myn Heer; myn kind, ei, letter heden Toch wel op. LEANDER. Zwyg jy maar, haar zal geen leet geschien.

Gy hebt my in staat gestelt, om als een fatsoenlyk Student en Candidaat te leven. Ik heb zeker geld verteert, doch my aan geenerlei lichtmisseryen, of aan grof spel te buiten gegaan: maar ik weet, waarde Vader, dat gy op dit point de edelmoedigheid zelf zyt. Hoe leet is 't my te horen, dat gy op myn Broeder zo te onvreden zyt!

Ook werd er yverig aan het beleg gewerkt; de Utrechtenaars vooral, »dien menich leet uyt Ysselsteyn gedaen was," werkten onvermoeid aan loopgraven en bolwerken, zoodat zy al spoedig een der laatsten zoo naby de stad opwierpen, dat de afstand op sommige plaatsen geen boogschot ver meer was.

Later is Menno echter, onder allerlei invloeden, tot de strenge partij overgegaan, ofschoon hij in zijne laatste ziekte daarvan weder berouw had en zeide: »Hoe leet is mij, dat ick die echtmijdinge hebbe geconsenteerd«. Wij echter hebben met die strenge richting onder de doopsgezinden alleen te doen.

En doet het u waarlyk leet, dat ik niet zo gemeenzaam met u ben als van te voren? Ik. Ja, zeker; maar dat gy my dit vraagt, treft my niet minder. Gy weet dan nog niet, hoe hoog ik u acht; of hoe hartlyk ik u bemin; en hoe zal ik u daar ooit van kunnen overtuigen? Juffrouw Buigzaam.

Die spotten kan met hen die treuren, Vertoont een slegt gemoed. Zou mij eens anders leet verblijden? Zou 'k lagchen in zijn smart? O neen, een edel medelijden Past aan mijn kinderhart. Ik wil dan met bedroefden klagen, Hen troosten in hun pijn. Eens anders last te helpen dragen, Zal mijn genoegen zijn. Des morgens lang te slapen, Te geeuwen en te gapen, Staat lelijk voor een kind.

Soete meysken, dat verslagen Dus beroyt loopt en ontkleet, Ick moet v hier eenmael vragen, Wat is de oorsaeck van v leet? Meysken segt my toch de reden, Wie ghy syt en hoe ghy heet. D. Pietersz. Pers.

"Ay mi!" seegt si, "nu vlie dan! "Nemmermeer so ne wil ic comen, "Of God wilt daer men man hort noemen. "Ay mi!" seegt si, "hier leget doet "Mijn soete vrient, mijn beddeghenoet ... Dan de leukheid waarmede de wachter haar troost: "Bi Gode!" seegt hi, "lieve vrouwe, "Mi es herde leet uw rouwe; "Maer die levende ende die dode "Moeten sceden, al doen sij 't node." ...

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek