Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 21 oktober 2025


Doch op 't oogenblik, dat ik er het minst op verdacht was, kreeg ik een wonder, of liever gezegd eene natuurlijke misvorming te zien welke men zelden ontmoet. Koen had het net weder uitgeworpen en haalde het met zeer gewone schelpen op, toen hij mij plotseling de hand in het net zag steken en er een schelp uithalen, welke ik met een kreet van blijdschap in de hoogte hief.

Reael was echter niet gezind, zijn leven in de Oost te slijten. Hij verzocht en verkreeg zijn ontslag en droeg in Juni 1618 het gezag op aan zijn opvolger, den beroemden Jan Pietersz. Koen. Echter verliet hij de Oost niet, voor dat hij dezen behoorlijk in 't bestuur gevestigd zag.

"In de haven?" vroeg Ned spottend. "Neen, in de kerk," antwoordde Koen. "In de kerk!" riep de Amerikaan uit. "Ja, vriend Ned, het was een schilderij waarop de inktvisch was afgebeeld." "Mooi zoo!" barstte Ned Land het uit van 't lachen, "mijnheer Koen houdt mij geducht voor den gek." "Waarachtig, hij heeft gelijk," zei ik.

"Goed, Koen, ik stem u toe, dat het eerlijke menscheneters zijn en dat zij hunne gevangenen fatsoenlijk opeten; maar daar ik zelfs niet eens fatsoenlijk wil opgegeten worden, zal ik oppassen, want de kapitein schijnt geen de minste voorzorgen te nemen. En nu aan 't werk."

"Juist, mijn vriend," zei ik, "het is een krampvisch, die je zoo toegetakeld heeft." "O, mijnheer kan mij vrij gelooven," antwoordde Koen, "ik zal mij duchtig wreken," "En hoe?" "Door hem op te eten." En dit deed hij dienzelfden avond nog, maar alléen uit weerwraak, want het was inderdaad een taaie kost.

'k Zie liever die de zegevaan mij deur de wolken steken, excelsior, en, vóórgegaan, mij moed in 't herte spreken. Dan zegge ik: „Op! Dat ander kan, dat kan, dat wil, dat zal ik: geen oneere en geen schande en kan mijn durven deren, valle ik.” Hooveerdigheid is valsch van doen, van zeggen en van zeden: ootmoedig wil ik, ridder koen, tot stijgen mij besteden.

Weldra bemerkte ik door een geringe schommeling dat wij aan de oppervlakte waren. Op dit oogenblik hoorde ik een doffen knal. Ik keek den kapitein aan, deze bewoog zich niet. "Kapitein?" vroeg ik. Hij antwoordde niet. Ik verliet hem en ging naar het plat, waar Koen en de Amerikaan reeds waren. "Waar komt die knal vandaan?" vroeg ik. Ik keek in de richting van het schip dat ik reeds had opgemerkt.

Met bijlen en electrieke geweren bij ons roeiden wij om acht uur weg. De zee was vrij kalm; een kleine bries woei van de landzijde. Koen en ik roeiden flink op, en Ned stuurde tusschen de klippen door. De sloep was gemakkelijk te sturen en schoot goed vooruit.

Die rotsen waren met reusachtige zeeplanten bedekt, die in een wereld van Titans te huis behoorden. Van de groote planten, waarvan ik met Ned en Koen zat te praten, kwamen wij natuurlijk op reusachtige zeedieren. Het eene dier is blijkbaar bestemd om het andere te verslinden.

Ik wil niet zoo koen zijn te beweren, dat deze ook over de levenswijze van het dier in de vrije natuur onze denkbeelden kunnen wijzigen; toch kan ik verzekeren, dat de Luiaards volstrekt geen treurige, vervelende schepsels, maar integendeel zeer aantrekkelijk zijn, in alle opzichten waardig om in een dierenverzameling opgenomen te worden.

Woord Van De Dag

veerenbed

Anderen Op Zoek