Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 21 oktober 2025


"Ik begin waarachtig te begrijpen," hervatte de Amerikaan, "hoe pleizierig het menscheneten zijn moet!" "Ned, Ned, wat zegt gij daar?" antwoordde Koen. "Gij een menscheneter: maar dan zou ik niet meer veilig bij u zijn, met wien ik mijne hut moet deelen. Zal ik dan nog eens half opgegeten wakker worden?"

In de kleedkamer gekomen, zag ik dat noch mijn makkers, noch iemand van de bemanning ons op dien tocht zouden volgen. De kapitein had mij zelfs niet voorgesteld Ned of Koen mee te nemen. Binnen weinige oogenblikken hadden wij onze toestellen aan. Men plaatste de luchtschouders op onzen rug, doch de electrische lampen werden ons niet gegeven; ik merkte dit den kapitein op.

"Ik zelf mijnheer," antwoordde Koen, "tot mijnheers dienst." "Heeft die schok u te gelijk met mij in zee geworpen?" "Neen mijnheer, maar daar ik in mijnheers dienst ben, ben ik mijnheer gevolgd." De brave jongen vond dit zeer natuurlijk. "En het fregat?" vroeg ik. "Het fregat," antwoordde Koenraad, terwijl hij zich op den rug draaide, "ik geloof dat mijnheer er maar niet meer op rekenen moet."

"Gaat gij die dingen aantrekken, mijnheer Aronnax?" "Ik moet wel, Ned." "Gij kunt doen wat gij wilt, mijnheer," antwoordde de harpoenier, terwijl hij de schouders ophaalde, "maar wat mij aangaat, buiten noodzaak steek er nooit een vin in." "Men zal u niet noodzaken, Ned," zeide de kapitein. "En zal Koen zich wagen?" vroeg Ned. "Wel zeker, ik volg mijnheer, waar hij ook gaat," antwoordde Koenraad.

"Men zal mij nimmer doen gelooven," zei Ned Land, "dat zulke dieren bestaan." "Waarom niet?" antwoordde Koen, "wij hebben wel aan den eenhoorn van mijnheer geloof geslagen." "Wij hadden ongelijk, Koen." "Zonder twijfel, maar sommigen gelooven er zonder twijfel nog aan." "Wel waarschijnlijk, Koen, maar ik geloof aan het bestaan van zulke monsters niet, voordat ik ze zelf heb gedood."

Dit bemerkende, hield Joan stil en riep den snoeper toe: "zoo Koen! als moeder op het mat komt, zal je er slecht afkomen." "Dat heb ik ook al gezeid," zeide Koenraads broeder Hendrik, die in een hoek des tuins zat te lezen, "maar hij wil het maar niet laten." "Wel dan moet jij het hem beletten," hernam Joan. "Jawél! om slaag te krijgen! hij is grooter en sterker dan ik."

Zij zwemmen en duiken meesterlijk, kunnen langen tijd onder water blijven, loopen ondanks hunne korte pooten tamelijk snel, zijn sterk, moedig en koen, verstandig en geschikt om getemd te worden; bijna overal leven zij echter op gespannen voet met den mensch, omdat zij dezen zooveel nadeel doen, dat de kostbare pels, die zij leveren, daarvoor op lange na geen vergoeding schenkt.

"En bovendien is die mijnheer Nemo, die een goeden naam draagt, ons evenmin hinderlijk alsof hij niet bestond." "Het is zooals ge zegt, Koen." "Ik denk dus, als mijnheer 't mij niet kwalijk neemt, dat een gelukkig jaar er een is, waarin wij alles zouden kunnen zien." "Alles zien, Koen? Dat zou misschien wat lang duren. Maar wat denkt Ned Land er van?"

De ongelukkige was verloren. Wie kon hem aan dit geweld ontrukken! Kapitein Nemo wierp zich echter op den inktvisch en sloeg hem met de bijl nog een voelarm af. Zijn stuurman streed woedend met andere monsters, die tegen den Nautilus opkropen. De geheele bemanning was aan het rondhakken. Ned Land, Koen en ik hieuwen er ook dapper op los in die vleezige massa's.

"Ongelukkig," zeide ik, "kan men zulk een deeg niet versch houden, en het komt mij onnoodig voor om er een voorraad van op te doen om mede te nemen." "Welnu komaan, mijnheer!" riep Ned Land uit, "gij spreekt als een natuuronderzoeker, en ik zal handelen als een bakker. Koen, haal eens een hoop vruchten op, die wij mede kunnen nemen als wij weer naar boord gaan."

Woord Van De Dag

veerenbed

Anderen Op Zoek