United States or Gibraltar ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Maar hoe laat is het dan!" vroeg de Amerikaan. "Ten minste twee uur," gaf Koenraad ten antwoord. "Hoe spoedig gaat de tijd aan den wal om," zuchtte Ned Land treurig. "Op weg," riep Koenraad. Wij kwamen dus door het bosch terug, en sneden daar nog eenige koppen uit jonge palmboomen, welke wij als kool konden eten, en vonden bovendien een soort van kleine snijboonen.

De Nautilus helde dus naar stuurboordzijde over en lag geheel onbeweeglijk. Ik hoorde voetstappen en het geluid van stemmen, doch de kapitein verscheen niet. Op het oogenblik dat ik den salon, wilde verlaten, kwamen Ned Land en Koenraad binnen. "Wat is er gaande?" vroeg ik aanstonds. "Dat kom ik mijnheer vragen," antwoordde Koenraad. "Duizend duivels!" bromde de Amerikaan, "ik weet het wel.

Dick Sand bleef evenwel in gedachten verzonken. Andermaal kwam twijfel bij hem op. Den volgenden dag, den 17en April, werd de reis hervat en verzekerde de Amerikaan, dat nu geen vier-en-twintig uren meer zouden verloopen of de kleine troep zou in de hacienda van San-Felice gehuisvest zijn. "Dáár, Mevr. Weldon," voegde hij er bij, "zult u al de zorg ontvangen die uw toestand vereischt.

Plotseling snorde deze, en het dier verdween; het wapen, hoe krachtig ook geworpen, had zonder twijfel niet getroffen. "Duizend duivels!" riep de woedende Amerikaan, "ik heb hem niet geraakt!" "Jawel," zei ik, "het dier is gewond, daar drijft bloed; maar je wapen is hem niet in het lichaam blijven zitten." "Mijn harpoen! mijn harpoen!" riep Ned Land.

Volgens den Amerikaan zouden zij dan ook denzelfden avond van den dag, die aan den hemel kwam, den avond van den 18n April, eindelijk in de hacienda van San-Felice een veilige schuilplaats vinden. Welk een moedige en sterke natuur Mevr. Weldon ook had, zoo was toch een reis van twaalf dagen en daarbij twaalf nachten onder den blooten hemel doorgebracht, meer dan genoeg om haar geheel aftematten.

Wij moesten om twee uur in Iwabuchi zijn en konden niet elk oogenblik aanleggen om onzen bootsman extraatjes te bezorgen. Onze Amerikaan vertelde een soortgelijk geval, dat hem in Japan overkomen was. Hij had eens tusschen twee dorpen het stoomtrammetje geheel voor zich afgehuurd om vlugger op de plaats van bestemming te komen en zou daarvoor een yen betalen in plaats van den gewonen prijs 4 cent.

De Amerikaan wilde natuurlijk een voorraad honig medenemen, en ik was zoo onbarmhartig niet om er mij tegen te verzetten; hij stak met behulp van zijn vuurslag, wat droge bladeren met zwavel vermengd aan, om de bijen te doen stikken; weldra hield het gegons op, en het nest leverde verscheidene ponden geurigen honig. Ned Land stak deze in zijn voorraadzak.

Pencroff deed op nieuw zijn geroep hooren. Geen antwoord. "Die dieven!" riep de matroos. "Zie je wel, dat zij zoo gerust slapen alsof ze in hun eigen huis waren! Ohé! roovers, bandieten, zeeschuimers, kinderen van John Bull!" Wanneer Pencroff, als Amerikaan, iemand met den naam van kind van John Bull bestempelde, dan was zijn toorn ten top gestegen.

Men verhaalt ook dat de bisschop van Nidros eens een altaar op een groote rots bouwde; toen de mis gedaan was, begon de rots zich te bewegen en verdween in zee; de rots was een inktvisch." "En is dat alles?" vroeg de Amerikaan. "Neen," antwoordde ik. "Een andere bisschop Pontoppidam van Bergen, spreekt ook van een inktvisch waarop een regiment ruiterij kon manoeuvreeren!"

En toch zou zijn scherp oog groote diensten hebben kunnen bewijzen. Maar gedurende acht uur van de twaalf was de koppige Amerikaan in zijne hut, waar hij las of sliep. Honderdmaal verweet ik hem zijne onverschilligheid. "Och, kom," antwoordde hij "er is niemendal, mijnheer Aronnax, en al was er eens een beest, welke kans hebben wij dan nog om het te zien? Dwalen wij niet op avontuur rond?