United States or Christmas Island ? Vote for the TOP Country of the Week !


Naderhand werd eigenlijk weinig meer gesponnen want het hoog-voorname spinnen raakte in oneere, en een spinnewiel, in de salons te pronk gesteld, kan dit niet verhelpen, maar des te meer gezongen en gevrijd: want de spinmalen waren de vrijpartijtjes bij uitstek. Zie Drentsche Volksalm. 1839; Ter Gouw, Volksvermaken, bl. 407 vlg.

Onze kinderen verheffen zich zoo gaarne boven onze dienstbaren, en o, juist die tergende kinderhoogheid heeft zoovelen der lager geplaatsten van de liefde Christi vervreemd! Of heeft de pottenbakker geene macht over het leem, om uit denzelfden klomp te maken het eene vat ter eere, en het andere ter oneere? Rom. 9:21.

Zij had de overtuiging, dat hij niet dan een vat ter oneere was, en alles wat menschelijke wijsheid daarin zou werpen, zou hem maar schade doen, en hem sterken in zijn eigenwaan en verstoktheid.

Gelijk een pottenbakker een klomp klei of leem van den bodem grijpt en op het wiel drijft, om er een vaas als vat der eere, of een vuilnispot als vat der oneere van te maken, zóo, zegt de heilige apostel, heeft het God den Heere beliefd, ook met u te doen.

Dit alles weet ik zeer goed mevrouw, doch heb God tevens menigmalen gedankt, dat hij u geen zoon heeft geschonken die het oud adellijke bloed der Van Bergens, met het uwe vermengd, tot oneere van dat geslacht, zou hebben in stand gehouden.

Hij twijfelde er aan, het geen hij betreurde, want hij voelde groeien zijne krachten en het ging meer en meer tegen den noen aan. Tot hij plotseling opschrikte. Daar ginder zag hij iets, dat hij in jaren niet meer had gezien! Gingen dan de dingen van Destijds zich herhalen?! Eerst het Scaec en nu, o rouwe, o schande, o oneere!

Wie zich niet zoo gemakkelijk liet vinden, was Gijsbrecht van IJsselsteyn. »Dat ware schande!" andwoordde hy op Borsseles aanzoek: »wanneer ik den Grave van Holland mijn huis ruimde, daar ik Maarschalk van 't Sticht ben , en de Bisschop mijn rechte Heere is. 't Bracht my oneere, zoo ik dat toestond des weiger ik, er moge van komen wat er wil!"

'k Zie liever die de zegevaan mij deur de wolken steken, excelsior, en, vóórgegaan, mij moed in 't herte spreken. Dan zegge ik: „Op! Dat ander kan, dat kan, dat wil, dat zal ik: geen oneere en geen schande en kan mijn durven deren, valle ik.” Hooveerdigheid is valsch van doen, van zeggen en van zeden: ootmoedig wil ik, ridder koen, tot stijgen mij besteden.