Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 23 mei 2025


"Arme Jo, zij is zoo vast in slaap; ik zal haar dus maar niet wakker maken om het haar te vragen; zij laat mij toch al haar dingen zien, en ik denk niet, dat zij knorrig zal zijn als ik dit lees," dacht Betsy, en wierp een blik naar haar zuster, die op het haardkleed lag te slapen met de tang naast zich, om, zoodra het hout uit elkander viel, bij de hand te zijn.

Maar geloof mij, neef Leo!" hier legde zij vertrouwelijk hare hand op mijn arm, "ik stelde mij niet knorrig aan uit grilligheid; ik was bezorgd en had verdriet. Ik zag wel, dat gij boos op mij waart, en dat mijne wijze van doen u ongepast voorkwam, maar, ziet gij, ik kan geen onrecht en geene laagheid zien zonder daartegen op te komen.

Eenige waren knorrig, verdrietig en koppig, andere zeer vreesachtig, nog andere van het eerste oogenblik af lieftallig, gedwee, tam en gemeenzaam. "De wijze, waarop ik deze diertjes in den regel aan de kamer en aan de suikeroplossing gewende, was zeer eenvoudig.

Aan de overzijde stond een volwassen mannetjesleeuw, geen twintig tree van hen af, hen met fonkelende ogen aan te staren. Zij hadden hem in zijn ontbijt gestoord, want hij stond naast het karkas van een rietbok; en dat deze stoornis de koning der dieren niet welkom was, bleek maar al te duidelik. Hij zweepte zijn zijden met de kwast van zijn staart, en deed een onderdrukt en knorrig gebrom horen.

Ik kom tot de Praters, de babbelaars bij uitnemendheid. Zij zijn daarom erger dan de Rookers, omdat zij uw beter deel, uw hoofd en hart grieven, wat de laatste niet doen, tenzij ze u knorrig maken, maar! ik hoop nogal dat gij een wijsgeer zijt. De Rookers maken u ziek, de Praters ongelukkig. 't Is waar, gij behoeft hen niet aan te hooren; maar wie heeft lust om een volslagen lomperd te zijn?

Den volgenden dag was Dirk ontstemd en knorrig; hij had zwaar gedroomd en was met een angstkreet wakker geworden, want op de kentering van slapen en ontwaken had hij gedroomd, dat de Bobberd voor zijn bed stond en hem met geweld het taschje wilde ontnemen; daardoor was hij met den uitroep: „Blijf er af, valsche hond!” wakker geworden en zag met schrik Mijntjes donkere, zwaarmoedige oogen, die hem stil verwijtend aanstaarden, op zich gericht.

Ik sta op; 'k heb het land door al het water, dat ik hoor neervallen, ik trek mijn kousen en mijn chambercloack aan. Ik gaap nog even en stoot knorrig raam en store open. Ik kijk naar de lucht, ze is grauw, grijs. De regen slaat mij in 't gezicht, want 't waait vrij sterk. "De Kochbrunnen" vlak voor mij dampt en borrelt; de "Brunnenmädchen" staan achter de tafels op haar post.

"Tante heeft zelf gezegd, dat zij mij nooit anders dan Elsje noemen zou." "Zoo? Nu, dat moet mama weten, maar ik vind Lizzie oneindig mooier en deftiger en je zult er dus maar aan moeten wennen dat je bij mij Lizzie heet. Zeur nu niet langer en kijk ook niet zoo knorrig. Ik zal je den weg wijzen naar de eetkamer; mama zal niet begrijpen, waar we blijven." Elsje volgde haar met een zucht.

De Prins, die zich tegenover het vrouwelijk geslacht nooit op zijn gemak bevond, die daarenboven op dit oogenblik in geen stemming was om zich met andere zaken bezig te houden, antwoordde min of meer knorrig: "Welnu, dan zegt gij haar nogmaals, dat ik vandaag niet te spreken ben. Laat haar morgen terugkomen." De kamerdienaar ging: doch kwam spoedig terug en bracht zijner Hoogheid een ring mede.

Cécile gehoorzaamde, maakte het weerbarstige haakje los, trok Elsje met een ruk de geliefde, roode jurk van de schouders en zei spottend: "O, o, wat een dikke, roode armen! En die handen! Echte werkmeide-handen! En o mama, kijk toch eens, wat vreeselijk grof vel! Dat wordt bepaald nooit beter; de stumper is er mee geboren." "Ik kan wel alleen," zei Elsje, knorrig Cécile op zijde duwend.

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek