Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 19 juni 2025
Heeft niet mijn eigen zoon, gelijk Nadab en Abihu, de zonen Aärons, vreemd vuur op het altaar gebracht? en mijn haren van hartzeer doen grijs worden voor den tijd, gelijk Simeon en Levi, de zonen Jacobs, huns vaders haren grijzen deden?" "Uw zoon!" riep Joan haastig uit: "hij wil uw gunst weder verwerven: hij...." "Hoe nu!" zeide de Predikant: "wat weet ge van hem? hebt ge hem gezien?
Bleek van toorn bleef Joan eenige minuten voor de heining staan nagelbijten; vervolgens veegde hij zich de tranen van spijt van de wangen en keerde met fonkelende oogen naar het kasteel. Een rijweg, die zich met den gemeenen landweg van Arnhem naar Utrecht in het dorp vereenigde, liep langs den slottuin zuidwaarts af naar het veer, waar men den Rijn overstak.
"Gij zijt een kleine vleister, Freule Ulrica!" zeide Bouke: "maar denk eens, of een oude sagrijn zou voegen bij een jongen bloed als Joan? dat ware immers lood bij kwikzilver: de uil is nog niet wijs genoeg om een hond zijn biecht te hooren. Doch, wat zei de Jonker er wel van? van zijn reis meen ik."
Woedend over deze, in zijne oogen althans hoogst onrechtvaardige handelwijs, wierp Joan zich tusschen moeder en zoon, zocht dezen laatsten uit hare handen te scheuren en deed zijn pogingen met krabben en beten verzeld gaan; doch Barbara greep hem in den halskraag, gaf hem een duchtige oorvijg, en zette hem vrij onzacht de heining over op den weg, waarna zij, onder vele scheldwoorden tegen de beide knapen, Hendrik met eenige schoppen in huis joeg.
"Vader heeft mij gezegd, dat Joan een reis zal gaan doen: en vader en Joan zijn er bedroefd om: en ik ben ook zoo bedroefd: want wie zal nu met hem spelen en hem oppassen als hij ziek wordt en hem gezelschap houden!" "Ja!" zeide Bouke "dat weet ik niet. Mijnheer wenschte wel, dat ik met hem ging, maar dat gaat op mijn jaren zoo gemakkelijk niet meer."
Joan Hamel en Adriaan Hamel, blijkens Resolutie van Gouverneur Generaal en Raden, 7 Febr. 1653, toen klerken ter generale secretarie te Batavia. 4o. In "Beschryvinge der stadt van Gorinchem en landen van Arkel, door Mr. Cornelis van Zomeren, 1755," is de naam "Hamel" nergens aangetroffen.
Heer Schout! gij kunt weer binnenkomen." De Schout kwam terug met de overigen. "Ik ben over de inlichtingen voldaan, mij door den wachtmeester gegeven," zeide Reede, "en hij kan in vrede met zijn volk vertrekken, mits zulks dadelijk geschiede. Bouke! roep Joan! want ik moet eens hooren, hoe hij het toch geklaard heeft, om die knapen boven op dat kamertje te krijgen. Tot wederziens, Heer Schout."
"Goeden morgen, lieve Joan!" riep zij, zoo ras zij hem ontwaard had: "zie eens! terwijl gij bij Dominee waart, heb ik uw vischnetje afgemaasd: nu zullen de snoeken er niet meer doorheenspringen, zooals laatst. Maar wat scheelt er aan? heb je gehuild? uw oogen zijn zoo rood als vuur."
Ook thans nog," vervolgde hij met ernst, "ook thans nog ben ik bereid, zoo de Heer van Sonheuvel omtrent dien echt van gedachten veranderen mocht, mij te verwijderen, ja, met een bloedend hart, doch tevens met de overtuiging van mijn plicht gedaan te hebben." "In dat geval heb ik u verkeerd beoordeeld," zeide Joan, "en verzoek u om verschooning."
"Joan!" herhaalde hij: "ik moest u niet omarmd hebben, eer ik wist of gij het waardig zijt. Men verhaalt schandelijke dingen van u." "Dat heb ik van Bouke vernomen," antwoordde Joan: "wie van de Heeren noemt zich de Heer van Botbergen?" "Wat! Kent gij hem niet eens?" vroeg de Baron verbaasd: "hoe hangt dit samen?"
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek