Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 28 november 2025


Neem mij, maar sta mij één ding toe." Javert scheen niet te hooren. Hij keek Jean Valjean strak aan. Zijn gerimpelde kin bracht zijn lippen naar zijn neus, een teeken van wreede overpeinzing. Eindelijk liet hij Jean Valjean los, richtte zich plotseling op, nam den stok weder in de vuist en, als in een droom, prevelde hij meer dan hij sprak deze vraag: "Wat doet ge hier? en wie is deze man?"

Terwijl zij sprak, had hij in zijn zak getast, er zijn beurs uitgehaald en ze geopend. Zij was ledig. Hij stak ze dus weder in den zak. Hij zeide tot Fantine: "Hoeveel zeidet ge, dat ge schuldig waart?" Fantine, die alleen Javert had aangezien, wendde zich tot den maire zeggende: "Spreek ik met u?"

Sedert het gebeurde in het politiebureau had Javert hem meer dan ooit vermeden en de heer Madeleine had hem niet weder gezien. "Laat hem binnenkomen," zeide hij. Javert trad binnen. De heer Madeleine was bij den haard blijven zitten met een pen in de hand, papieren doorbladerende, waarop hij aanteekeningen maakte, en die processen-verbaal wegens politie-overtredingen bevatten.

Hij zou het niet hebben kunnen zeggen. Hij nam zijn hoofd in beide handen, maar wat hij poogde, hij kon het zich niet verklaren. Hij was gewis steeds voornemens geweest Jean Valjean aan de wet over te leveren, wier gevangene Jean Valjean en wier slaaf hij, Javert, was. Hij moest bekennen, dat hij geen oogenblik gedacht had hem te laten gaan, terwijl hij hem vasthield.

Javert antwoordde: "Kom, spoedig!" In den toon, waarop hij deze twee woorden sprak, lag iets wilds, iets razends. Deze toon is onmogelijk weder te geven of te beschrijven; 't was geen menschelijke spraak, maar een gebrul. Hij handelde niet als gewoonlijk; hij gaf geen kennis van de zaak, hij vertoonde het dwangbevel niet.

Terwijl hij deze ernstige, smeekende woorden tot dengene richtte, die hem zes weken vroeger in 't politiebureau openlijk vernederd en tot hem gezegd had: "Vertrek, Javert!" was deze trotsche man, zonder 't zelf te weten, vol eenvoud en waardigheid. De heer Madeleine antwoordde op zijn verzoek niet, maar vroeg driftig: "En wat zegt deze man?"

En zich daarop tot de soldaten richtende, sprak zij: "Hebt gij gezien, dat ik hem in 't gezicht heb gespuwd. O! oude schurk van een maire. Ge komt hier om mij vrees aan te jagen, maar ik ben niet bang voor u. Ik vrees alleen mijnheer Javert! den goeden heer Javert!" Dit zeggende wendde zij zich weder tot den inspecteur. "Weet ge, mijnheer de inspecteur, men moet rechtvaardig zijn.

Hij was verward; zijn geest had zijn doorschijnendheid verloren, er was een nevel in dat kristal. Javert voelde in zijn geweten den plicht zich verdubbelen, en hij kon zich dit niet ontveinzen. Toen hij zoo onverwacht Jean Valjean aan den kant der Seine had ontmoet, was er in hem iets geweest van den wolf, die zijn prooi herneemt, en van den hond die zijn meester wedervindt.

Zijn vijfjarig verblijf in het klooster had slechts vijf duizend francs gekost. Jean Valjean plaatste de twee zilveren kandelaars op den schoorsteen, waar zij tot groote bewondering van vrouw Toussaint schitterden. Overigens wist Jean Valjean, dat hij van Javert verlost was.

Ik ging over het marktplein, toen gij de vrouw medevoerdet; er stonden nog groepen menschen bijeen, ik deed dus onderzoek en vernam alles: de burger had ongelijk en de politie had dezen dus eigenlijk behooren te arresteeren." Javert hernam: "Deze ellendige heeft mijnheer den maire beleedigd." "Dit gaat mij alleen aan," zei Madeleine.

Woord Van De Dag

kei

Anderen Op Zoek