Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 28 november 2025
De zelfmoord, dit geheimzinnige feit tegen het onbekende, die, in zekere mate den dood der ziel kan bevatten, was voor Jean Valjean onmogelijk. Bij den ingang der straat de l'Homme-Armé hield het rijtuig stil, wijl deze straat te nauw was voor het doorrijden van rijtuigen. Javert en Jean Valjean stegen uit.
Javert was in een gevangenis geboren, van eene kaartlegster, wier man in de galeien was. Toen hij grooter werd, dacht hij uit de maatschappij te zijn gesloten, en wanhoopte er ooit in terug te keeren.
Terwijl hij Javert aanhoorde, kwam aanvankelijk de gedachte bij hem op, heen te ijlen, zich bekend te maken, Champmathieu uit de gevangenis te bevrijden en er zich in te laten zetten; 't was een smartelijke, pijnlijke gedachte, als een snede in het levend vleesch; maar zij trok over, en hij zeide bij zich zelven: laat ons zien, laat ons zien!
Men hoorde het gerucht der patrouille, die het slop en de straat doorzocht, het stooten der kolven op de straatsteenen, het geroep van Javert tot zijne op wacht gestelde lieden, en zijn vervloekingen, vermengd met woorden, welke men niet verstaan kon. Na een kwartieruurs scheen dit onweder allengs af te trekken. Jean Valjean hield zijn adem in.
Haastig ging hij voort; toevallig was hij gewapend, daar hij de pistolen van Javert bij zich had. De jongeling, dien hij meende gezien te hebben, was op de straat uit zijn oogen verdwenen. Marius, die de straat Plumet langs den boulevard had verlaten, ging over de Esplanade, de brug der Invaliden, de Champs-Elysées, het plein Lodewijk XV, tot hij de straat Rivoli bereikte.
Ik stoorde er mij niet aan, maar dacht: dit is een mijnheer, die zich vermaakt. Ik was fatsoenlijk jegens hem en zei niets. Onverhoeds stak hij mij nu sneeuw in den rug. Mijnheer Javert, goede mijnheer de inspecteur! is er niemand hier, die 't gezien heeft, om u te zeggen, dat het inderdaad zoo is? Ik heb misschien ongelijk gehad mij boos te maken.
Zij weende niet meer, haar stem was vleiend, en op haar blanken teederen hals legde zij de breede ruwe hand van Javert, en zag hem glimlachend aan.
De kronkelingen en omwegen, die hij in de straten maakte, schenen aan te duiden, dat hij geen eenvoudig burger was. Hem terstond te vatten zou wezen "de hen met gouden eieren slachten." Wachten schaadde niet, immers Javert was zeker, dat hij hen niet zou ontkomen. Zonderling te moede ging hij dus voort, bij zich zelven honderd vragen nopens dien raadselachtigen persoon doende.
Welke grieven hebt ge tegen mij? Gij beschuldigt u zelven; gij wilt ontslagen worden..." "Afgezet," zei Javert. "Afgezet, 't zij zoo. 't Is goed; maar ik begrijp de reden niet." "Ge zult ze begrijpen, mijnheer de maire."
Hij was de onwrikbare plicht, de politie opgevat in denzelfden zin, als de Spartanen Sparta opvatteden een onmeedoogende bespieding, een ruwe eerlijkheid, een marmeren spion, Brutus in Vidocq. De geheele persoon van Javert had de uitdrukking van een mensch, die bespiedt en zich verbergt.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek