Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 19 oktober 2025


Janneken en Mieken kropen nog dichter bij een en trokken het hooi over hun lyf; maer de wind, die in het huis sloeg, was zoo koud en zoo scherp dat de twee onnoozele schaepkens al gauw versteven waren van de koude.

"Keer seffens weer naar de zee", zegde zij, "en vraag ons een schoon huis, want dat wonen onder eenen mostaardpot staat mij al lang tegen". De man trok op naar het strand en riep: "Vischken, vischken uit het water, Kom bij Janneken Tietentater!" Op hetzelfde oogenblik stak het goudvischje zijn kopje boven. "Wat belieft er U, Janneken, mijn manneken?" vroeg het.

Janneken Palincx is een snotaap, een kwajongen! Hij is de sterkste van allemaal, Grootva!... En hij liegt nooit... Vindt gij het aardig altijd met Grootmoe getrouwd te zijn? Zij kan soms toch zagen!... Kind, kind, 't is goed dat het niemand hoort... maar zoo'n dingen moogt ge niet zeggen of denken... Snepvangers zag ongerust rond, maar er was geen mensch in de buurt.

En van dien dag af woonden Janneken en zijne vrouw in een koninklijk paleis en overal, in de boven- en benedenzalen, blonk en schitterde alles, dat hunne oogen er van schemerden. Ze waren in 't goud gekleed, zaten op een gouden troon, aten uit gouden tellooren en dronken uit gouden bekers. Knechten en meiden gehoorzaamden hun als slaven en de rijkste menschen kwamen vóor hen nederbuigen.

Ik schrik niet meer van noodwendigen; hebt gij niet gezien, dat ik dit jongsken op mijnen schoot genomen en gekust heb? Wat aardig en geestig kind! Ik bemin het reeds." "Arm Janneken! de tranen borsten uit zijne oogskens toen hij ons vertrekken zag.... Welnu, mijne lieve, zeg mij, is er op aarde een grooter geluk dan het onze?

"Ik zou wenschen, dat gij koning waart, en ik koningin", zei ze op zekeren dag tot haren man, "dan zouden we de rijkste zijn van 't land en iedereen zou voor ons moeten bukken. Keer terug naar de zee, en vraag dat aan 't vischje". 's Anderen daags toog de man opnieuw naar het strand en riep: "Vischken, vischken uit het water, Kom bij Janneken Tietentater!"

En het vischje antwoordde met eene barsche stem: "Daar is maar één één God, Gij zijt een zot, Kruip weer onder uwen mostaardpot". En thuis vond Janneken zijne vrouw opnieuw onder den mostaardpot zitten, met eenen neus van eene el lang, en ze schreide, dat ze snikte.

Het ventje was doodarm, zóo arm, dat hij met zijn vrouw onder eenen mostaardpot woonde, en, om iets te eten te hebben, alle dagen naar de zee ging visschen. Zoo, op zekeren dag, dat hij weer op de vangst uit was, ving hij een schoon goudvischken, en tot zijn groote verwondering begon het eensklaps te spreken: "Och Janneken", zei het, "laat me toch leven, ik zal U al geven wat gij verlangt.

"Zijt gij nu vergenoegd, moeder?" vroeg Annah. "Och, ja, goede juffrouw, nu zijn wij gelukkig.... Zie ons Janneken daar eens dansen bij het vuur, och arme! En zoo dat klein onnoozel schaapken, dat daar op sterven ligt, kon spreken, juffrouw, het zou u misschien ook zegenen en bedanken."

"Ga naar huis, ge zult ze hebben". En het goudvischje had niet gelogen, want Janneken vond al de kamers van zijn huis, van onder tot boven, zoo rijkelijk gemeubeld, dat hij zijn oogen bijna niet kon gelooven. Maar zijne vrouw was niet voldaan. "Nu ontbreekt er ons nog geld", zei ze, "we moeten immers schoon gekleed gaan, en lekker eten en drinken hebben, en eene koets met een koppel paarden.

Woord Van De Dag

bedrijfsjaar

Anderen Op Zoek