United States or United States Minor Outlying Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hare stem brak, want haar moederbart liep over van pijn. Zoodra Janneken het brood, als eene gelukstar, voor zijne oogen zag blinken, begonnen de spieren zijner wangen zich bevend te bewegen en hij sprong op, met de twee handen te gelijk vooruit, grijpende het kleine brood als een wolf, die zijne prooi aanvat.

Toen de jongen en het meisje nu naar huis keerden, had Mieken schier al het doode hout alleen opgeraapt; zij had een vollen schoot, terwijl Janneken bijna niets had kunnen zamelen. Als de Moeder dat zag, gaf zij Mieken een schoonen, blozenden appel, maar aan Janneken niemandal. "Krijg ik nu ook geenen appel, Moederf" vroeg hij, met een droef gezicht.

Daar waren eens twee kinderen en die heetten Janneken en Mieken. De Moeder kon Janneken niet lijden, maar Mieken zag ze doodgaarne. Op zekeren dag zei ze tot de kinderen: "Gaat naar het bosch, om hout te rapen." En ze gaf Mieken eene lekkere, witte boterham, terwijl Janneken niets kreeg dan eene droge snede roggebrood.

Zoodra Janneken het brood gezien had, waren zijne oogen er niet meer van afgekeerd geweest, en hij had nog eens om eene boterham gebeden.

De vrouw werd niet min dan hij mistroostig bij dit noodlottig voorstel; doch, daar haar moederhart met dwingende stem voor hare kinderen om hulp riep, keurde zij het voornemen haars mans goed en antwoordde: "Ja, ga maar naar de Vrijdagsche markt, en verkoop den mosselbak maar, want ons arm Janneken krimpt ineen van den honger.

Ik ben nooit te lui geweest om mijn brood te zoeken, en ik heb het, God zij geloofd, tot hier toe kunnen verdienen; maar nu nu is het gedaan.... Mijne Trees, de goede vrouw, och arme! zij heeft nog in geene twee dagen gegeten; ons Janneken krimpt ineen van den honger, en mijn klein kind, ons Mieken, dat zal misschien nu dood zijn.... de borsten van hare moeder zijn uitgedroogd van kou en gebrek.

Wij hebben hier de motieven van den dankbaren visch, over de geheele wereld verspreid, en van de drie wenschen, waartoe de hier geuite reeks van wenschen moet worden teruggebracht. Van Janneken Tietentater en het Vischje uit de Zee. Er was eens een manneken en die heette Janneken Tietentater.

Deze woorden veroorzaakten in den man eene afgrijselijke beweging; al zijne leden trilden, zijne blikken vielen als met razernij op het klagende jongsken, en hij zag het eene poos zoodanig strak en wild aan, dat Janneken, verschrikt en huilend, in den haard vluchtte en van daar weenend tot zijnen vader riep: "Och, vaderken-lief, ik zal het niet meer doen!"

Maar het leelijke wijf volgde Janneken heimelijk op hare zokken, de zoldertrap op, en als de jongen het scheel van de kist had opgeheven, en zijn hoofd er juist instak, boef! sloeg zij uit al hare macht de kist weder toe, zoodat de kop af was, en met een harden bons neerviel....

Grootmoeder vertelt aan de kleinen van Janneken en Mieken. Doch ook in min geslaagde verhalen in zulke zelfs als voor ons niet meer genietbaar zijn glansen nog mooie beelden.