United States or Micronesia ? Vote for the TOP Country of the Week !


De mosselbak was het eenige werktuig, waarmede de brave werkman zijn brood verdienen moest; geen wonder dan dat hij met zooveel droefheid het besluit nam hem te verkoopen.

Het doet mij pijn, vrouw, maar ik ga onzen mosselbak op de Vrijdagsche markt doen verkoopen. Misschien zal ik werk hebben tegen den tijd dat dit weinig geld zal op zijn; en dan zullen wij sparen om eenen nieuwen bak te koopen. Wacht dan nog een half uurken, en dan zal ik u altemaal eten brengen."

De vrouw werd niet min dan hij mistroostig bij dit noodlottig voorstel; doch, daar haar moederhart met dwingende stem voor hare kinderen om hulp riep, keurde zij het voornemen haars mans goed en antwoordde: "Ja, ga maar naar de Vrijdagsche markt, en verkoop den mosselbak maar, want ons arm Janneken krimpt ineen van den honger.

Wat den mosselbak betreft, die is niet verkocht geweest; gebruikt hem tot het winnen van uw dagelijksch brood, leeft altijd deugdzaam, bedelt niet; maar indien de honger en de koude u nogmaals kwamen aanvallen, op dit briefje staan mijn naam en woning, en ik zal altijd uwe beschermster en vriendinne zijn."

Reeds was de werkman in het huis van den roeper, en meende met het geld, dat men hem gegeven had, naar zijne woning te loopen, niet zonder nog eenen treurigen blik op den mosselbak te werpen, toen hij door eene der twee juffers aangesproken werd: "Goede man, wilt gij wat verdienen?" De werkman bedacht zich een oogenblik en vroeg: "Wat is er van uwe beliefte, juffrouw?"

Niet verre van daar bevond zich een man, die er ongemeen neêrslachtig uitzag; met de armen op de borst gekruist, wendde hij gedurig zijne vochtige oogen van den mosselbak tot den roeper, die een weinig verder bezig was met andere voorwerpen te verkoopen.

Hij hield haar in zijne armen gesloten alsof hij vreesde haar nog te kunnen verliezen, en riep gedurig: "Trees-lief, leeft gij nog, mijne goede vrouw?... dan is het niets. Ik heb geld van onzen mosselbak; nu zullen wij eten. Wees maar gerust.

"Wij zouden dien mosselbak gaarne naar huis gevoerd hebben." "Het spijt mij, juffrouw, dat ik het niet doen kan. Ik heb eene haastige boodschap." Annah, die zeer menschlievend was, en daardoor ook beter dan hare vriendin de arme menschen verstond, zegde met haast tot den werkman, die gereed was om heen te gaan: "Het is in de Winkelstraat dat wij zijn moeten."

De man had de andere hand aan zijne vrouw gegeven: en bezag haar met diepe droefheid Eindelijk zuchtte hij: "Trees, wij zijn ongelukkig, vrouw! Nu sta ik van dezen morgen af met mijnen mosselbak aan den ijzerenweg, en nog niets gewonnen! Wat gaan wij doen! Zie, Trees, geloof mij of gij wilt of niet, maar ik wilde wel dood zijn!"

In de Winkelstraat gekomen zijnde, vroeg de man, waar de vrouwen den mosselbak hebben wilden. Annah antwoordde met inzicht: "Rijd maar door; het is verder." Ondanks dit bevel bleef hij staan voor eene kleine deur, welke Annah herkende, als zijnde dezelfde, waar zij des morgens meende in te gaan.