Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 19 juli 2025


Toen leek het of de zonne langzaam zwond In duisternis en bleeke sterren schenen: 't Was of ik hen zag weenen; En vogels vielen neder onder 't zweven; En de aard begon te beven; Tot plotseling een bleek man voor mij stond, Die sprak: "Deed u de tijding nog niet weenen? Dood voerde uw Vrouwe, die zoo schoon was, henen!"

En ginder kneust het breede rad Van 't log geschut de velden plat, De landman moet zijn hoop beweenen, Terwijl de meibloem uit het groen, Zich strengelt om den vuurmond henen, Op batterij en bastioen! Maar op den dag toen Frits den tocht ondernam die hem zoo zwaar viel, toonde April zijn grilligen aard.

En als de vrouwen henen waren, weende Nele in de eenzame hut. En ze dacht aan Uilenspiegel, die in verre landen doolde en dien ze niet volgen mocht, en ook aan Katelijne, die steende: Doe het vuur uit! en de beide handen op heure borst drukte, om te bedieden, dat het vuur der uitzinnigheid brandde in heur hoofd en heur lijf. En intusschen verborgen meibruid en meibruidegom zich in het hooge gras.

Voor zich henen drijft hij den pestwalm, die om uwe hoofden zweefde, en onder zijne wieken voert hij mede de trezoren der vruchtbaarheid en des bloeis, der gezondheid en der kracht. Hij vernieuwt het gelaat des aardrijks. Hij vaagt het stof af van den oogst; de sluimerende groeikracht wekt hij op uit hare bezwijming. Verkwikkend gaat hij om, en deelt frissche teugen uit van welvaart en van leven.

Maak, dat gij henen komt en vliedt! riepen de ridders en zij sloegen de jonkvrouw met hunne geesels, zoodat zij gilde naar den wijden hemel toe. Of, bij al dat God geleesten mag, deze zal uw doemsdag worden! Wat hebben wij met uwe sermoenen van noode? Laat die jonkvrouw met goede! riep Gawein, van woede buiten zichzelven. Of wacht u jegen mijn speer!

En den derden dag stierf zij. En zij werd op 't kerkhof begraven, in gewijde aarde. En Nele toog henen naar Holland, bij Rosa van Auweghem. Op de hulken, op de boeiers, de poonen der Geuzen, vaart Thijl Klaas Uilenspiegel. De vrije zee draagt de wakkere vliebooten, op dewelke acht, tien, tot twintig ijzeren stukken staan: zij braken dood en vernieling naar de verraderlijke Spanjolen.

En hij zoog nogmaals aan zijn mergbeen, en hij dronk nog een grooten slok wijn. Uilenspiegel en Pompilius gingen henen. De leelijke vrek, sprak Uilenspiegel, hij had u nog geen slokje van zijn wijn laten drinken. Als wij nog stelen, zal 't wèl besteed zijn. Maar wat hebt gij toch, dat gij zoo beeft? Heel mijne hooze is nat, zei Pompilius. Dat is gauw droog, kameraad, sprak Uilenspiegel.

En heel het hemelrijk was met fonkelende sterren bezaaid. Eensklaps verhief zich van op een brandstapel een zwarte gedaante, die omtrent mij op den toren kwam zitten. Ik herkende Klaas gelijk hij was in zijn leven, met zijne kooldragerskleeren. Wat doet gij hier op Onze-Lieve-Vrouwetoren? vroeg hij mij, Maar gij zelf, antwoordde ik, waar gaat gij henen, vliegend door de lucht als eene zwaluw?

Werktuigelijk las zij zacht: O! laat mij, vóór gij henen gaat Op 't duist're pad van 't leven, Vóór gij deez' droeve plek verlaat, Nog eens mijn dank u geven! Moog' nooit, in slapeloozen nacht. 't Verleden u bekoren! De toekomst, die u tegenlacht, Is reddeloos verloren! "Is reddeloos verloren," herhaalde zij bijna luid.

Lamme raapte zijnen stok op, stelde zich te weer en riep: Ter hulp, Uilenspiegel! Uilenspiegel was daar met zijn kruismes. De Egyptenaar zei hem in het Hoogduitsch: Gieb mir Geld, einige Thaler. Zie, sprak Uilenspiegel, het meideken gaat schaterlachend henen en keert zich gedurig om, opdat men heur volge. Gieb mir Geld, sprak de man. Betaal uwe minnarijen. Wij zijn arm en willen u geen kwaad.

Woord Van De Dag

soepe

Anderen Op Zoek