United States or Poland ? Vote for the TOP Country of the Week !


MAERLANT heeft een afzonderlijk hoofdstuk van zijn Spieghel Historiael gewijd aan "'t scelden jegen die borderers", d.i. romanschrijvers; aan het slot van dat hoofdstuk zien wij dat hij het oog heeft op de "menestrele", die dus ook door hem als de dichters der ridderromans werden beschouwd . En WILLEM VAN AFFLIGHEM spreekt van de menestrelen als van "logeneren". Blijkbaar gevoelen zij zich door hunne geleerdheid en ontwikkeling, ook door hun streven naar waarheid en vroomheid verheven boven die verdichters van fabelen en luchtige verhalen van oorlog en minne.

Maak, dat gij henen komt en vliedt! riepen de ridders en zij sloegen de jonkvrouw met hunne geesels, zoodat zij gilde naar den wijden hemel toe. Of, bij al dat God geleesten mag, deze zal uw doemsdag worden! Wat hebben wij met uwe sermoenen van noode? Laat die jonkvrouw met goede! riep Gawein, van woede buiten zichzelven. Of wacht u jegen mijn speer!

Alsoe gelikerwijs sele wi, overmids ghehoersamheit, onse herte ontpluken jegen dat inscinen der gracien Goeds, ende oetmoedichlike al nigende sele wi der gracien Goeds volgen, alsoe lange als wi die hitte der minnen ghevoelen.

Toen steeg Gawein af en hij naderde de jonkvrouw, tilde haar af en begon haar het koord van hare polsen los te binden. Dank heb, ridder! riep zij juichende en weenende te eenen stond. Gij hebt mij wel gewroken jegen den rooden en den zwarten ridder! Ik wil uw dienstwijf zijn en blijven tot het einde van mijne dagen! En zij wierp zich neêr aan Gaweins knieën en kuste hem de maliën her en der.