Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 23 mei 2025


De tweede bezwoer bij het licht van zijn oogen, Al zingende vroolijk zijn lied; Hij toch was een heerschap in Welschland getogen, En zeg mij, welk weeuwtje verhoorde hem niet? Hij heette heer David van Hugo van Morgen, Van Griffith van Tudor, zoo snoefde zijn lied, "Dat gaat niet, één weeuw voor zoo velen te zorgen!" Zoo sprak ze en verhoorde onzen Welschman ook niet.

Dit laatste heerschap, niet zoo gewend naar 't scheen aan beschaafd gezelschap, of die zich wat ook mogelijk was minder gemakkelijk in gezelschap bewoog, maakte allerlei vreemde bewegingen met armen en beenen eer hij ging zitten en stak eenigszins verlegen den knop van zijn stok in zijn mond. »Nu, wat de inbraak betreft, Mevrouwzeide Blathers. »Wat zijn de bijzonderheden

Vader bedoelde den veehouder in het algemeen, daar het miltvuur onzen runderstapel, gelukkig, in het geheel niet heeft aangetast. Maar omdat vader onder het spreken zoo droevig hoofdschuddend zijn eigen stal rondzag, meende het heerschap, dat vader zelf zoo geteisterd was in zijn koebeesten. Toen vader bemerkte, dat het heerschap dit meende, heeft hij het heerschap niet willen tegenspreken.

Zy. Ik. Wel, dag schoon kind, ik moet u de groetenis doen van zekere jonge Juffrouw, die zeer verlangt om u eens by haar te zien. Klaartje. Zo, myn Heer; wel, ik zou gaarn eens gekomen zyn, maar ik durfde niet om myn Vader; die moet er niet agterkomen, of 't zou er bedroefd uitzien. 't Heerschap jaagde hem heen', en wat zouden wy dan? Ik. Gy hebt gelyk. Zy.

Hij bracht hem naar zijn vader, een pedant heerschap, dat hem een zonderling mengelmoes van waarheid en onzin als "natuurlijke historie" opdischte. Toen de jongen me meenam om zijn zonderlinge vondst te kijken, noemde ik het een houtsnip en begon er gretig van te vertellen, maar werd tot zwijgen gebracht en een leugenaar genoemd voor mijn moeite.

"Nu dan, spoedig voort, bid ik u; want anders komen wij de jacht te spade. Gij vazal, ga ter zijde; waarschuw ons wanneer wij moeten draaien. Hoe ver zijn wij nog van Wijnendale?" De jongeling nam zijn kap heuselijk van het hoofd, boog zich voor zijn redder en antwoordde: "Nog een korte mijl, mijn Heerschap." "Bij mijn ziel!" sprak De St.-Pol. "Ik geloof dat dit een wolf in een schapenvel is."

Op den bok van dat tweede rijtuig zit, naast den koetsier, een man in een glimmende regenjas. Voor een goede fooi heeft de voerman aan dat heerschap vergund om naast hem mee te rijden.

"Maar hij begrijpt, dat zijn meester thuis gekomen en niet goed geluimd is." "Waarom zou ik niet goed geluimd zijn?" "Alsof ik dat niet zou kunnen zien, vadertje! Ik moet mijn heerschap toch wel hebben leeren kennen. Het is zoo erg niet, vadertje, als men maar gezond en rein van hart is." Lewin zag haar nadenkend aan, terwijl hij zich verwonderde, dat zij zoo zijn gedachten had kunnen raden.

FLINK. Zoo hoe gaat het, sinjeur Lans? Is er van uw heerschap ook wat nieuws te hooren? LANS. Wel, mijn heerschap is met uw heerschap aan het rondzwalken. 282 FLINK. Och, uw oude kwaal, woordverdraaiing! Zeg, is er geen nieuws in dat papier daar van u? LANS. Het zwartste nieuws, dat ge ooit gehoord hebt. FLINK. Hoe zoo, kerel? zoo erg zwart? LANS. Wel, zoo zwart als inkt.

Het optreden van den Noord-Hollandschen boer tegenover hooger dan hij geplaatsten is over het algemeen onberispelijk fatsoenlijk, maar vol besef van eigenwaarde. Alleen in de verhouding tot het heerschap werpt hij, in diep afhankelijkheidsbewustzijn en onderdanigheidsgevoel, tot het laatste spoor van eigenwaarde overboord.

Woord Van De Dag

kiest

Anderen Op Zoek