United States or Norfolk Island ? Vote for the TOP Country of the Week !


"De visch houdt van een licht gedekt luchtje... maar men lette ook op den wind ..." Dan las hij hoe men zich moet kleeden. Een kostuum met veel zakken, vetleeren kaplaarzen om natte voeten te vermijden en een regenjas tegen... regen! Daar zou hij moeten overheen stappen, want noch een noch ander had hij in zijn garderobe. Dus ook zijn regenscherm moest hij thuis laten!

De man in de regenjas is dáár en alzoo in de nabijheid van het logement waar het eerste rijtuig zeker reeds was aangekomen van den bok gesprongen.

't Was zijn trots, zijn schunnig gekleede collega's met hun gele boordjes te verrassen met nieuwe en bizondere kleedingstukken nu eens een das met roode moezen, dan een lichten broek; nu was een gutta-percha regenjas aan de orde. Allen hadden er in geknepen en er aan geroken; allen hadden naar den prijs gevraagd en allen hadden dien gehoord.

Op den bok van dat tweede rijtuig zit, naast den koetsier, een man in een glimmende regenjas. Voor een goede fooi heeft de voerman aan dat heerschap vergund om naast hem mee te rijden.

De aardrijkskundigen beweren, dat er in een jaar slechts veertig centimeters water te Odessa vallen; die hebben wij dan in twee uur tijd in hun geheel ontvangen. Een horloge, dat ik in den binnenzak van mijn tweeden overjas had onder een caoutchouc regenjas met de kap van het rijtuig omhoog, was bij aankomst vol water en modder! En ik was niet van mijn plaats geweest!

Je vindt in Londen meer zulke effectjes. Een regenachtige Zondag, een onsmakelijke Christen in een regenjas, een kring van ziekelijk witte gezichten onder het gebroken dak van druipende parapluies, en een vreemden tekst uitgegalmd door schrille hysterische lippen, dat was een aardig effect, zoo alles bij elkaâr, iets als een suggestie.

Toen weinige seconden na de aankomst der tweede vigilante in Utrecht, een heer in een glimmende regenjas het kleine logement is binnengestapt, toen heeft hij op zijn vragen, van een half slapenden schenker ten antwoord gekregen, dat er, jawel, met het rijtuig uit Briesborg een heer was aangekomen, die onderweg zwaar ziek moet zijn geworden, want, zoo wit als een lijk had hij in den wagen gelegen.

En hij begint ook te begrijpen wat de bedoeling met die dokkebladeren is; hij krijgt een duister gevoel, dat ze om zijnentwille bestaan, en dat hij bij geluk een van de bevoorrechte slakken in die maatschappij is. Kleine Marius in een regenjas op een guren wintermorgen, in Zuidenwind en regen, vóór achten.

Hij had zijn nieuwe regenjas over den arm en neuriede, wat altijd beteekende, dat hij in zijn humeur was. Dat troostte Marius intusschen niet erg, want als de onderdirecteur in een goede bui was, dan kon hij de jongens zoo leelijk voor den gek houden. De onderdirecteur Abel was ongetrouwd en de kwast onder de leeraars.

Hij spreekt geen woord; maar telkens als de reiziger die vóór twaalven in Utrecht moet wezen, zijn stem verheft en schreeuwt om wat harder te rijden, dan zegt de man in de regenjas, dat men ter wille van een mensch zijn paarden toch niet doodjagen mag. De voerman geeft hem gelijk.