Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 9 juni 2025
Zij hadden noch naar den ganzerik, noch naar zijn ruiter omgezien, maar waren dadelijk het water ingeloopen. Zij hadden zich gebaad en gepoetst, en nu lagen zij te plassen tusschen half vergaan riet en waterkolven. De witte ganzerik had het geluk een klein baarsje te zien. Dat greep hij gauw, zwom er mee naar den kant, en legde het voor den jongen neer.
"Dat kan wel zoo schijnen," zei de raaf, "maar dezen keer geloof ik, dat je er me dankbaar voor zult wezen, dat ik je zeg, dat de kabouter het zoo heeft bepaald: dat je een mensch zoudt worden, als je Maarten, den ganzerik, weer thuis bracht, zoodat je moeder hem op de slachtbank kon leggen." De jongen stoof op. "Dat is niets anders dan een ellendig bedenksel van jou!" riep hij.
"Ik zou liever zien, dat hij dood was, dan dat ik er den heelen zomer aan zal moeten denken, dat Donsje een witten ganzerik gekregen heeft," zei Mooivleugel. De zusters bleven toch heel vriendelijk voor Donsje, en op den middag nam Goudoogje Donsje meê, opdat ze kennis zou maken met hem, met wien Goudoogje zou trouwen. "Hij is niet zoo mooi als dien jij krijgt," zei ze.
Ze gingen heen, en een oogenblik later zag de jongen Vader aankomen met Maarten onder den eenen, en Donsje onder den anderen arm, en met Moeder in huis gaan. De ganzerik riep, zooals altijd, als hij in gevaar was: "Duimelot, Duimelot, help me!" hoewel hij niet weten kon, dat de jongen in zijn buurt was. Niels Holgersson hoorde hem wel, maar hij bleef achter de staldeur staan.
Maar nu hoor ik, dat het niet waar is. Ik zal nu zien of Maarten, de ganzerik, nog niet wakker is. En als u intusschen een paar woorden van dank wilt zeggen tegen hem, die mij hierheen heeft gebracht, dan geloof ik, dat u hem daarboven op het rotsterras vinden kunt, daar, waar u eens een hulpeloos arendsjong hebt gevonden."
"Als nu mijn ganzerik maar even sterk en groot was als de jouwe, dan zou ik wel een beetje hoop hebben." "Zou je graag willen, dat ik Maarten vroeg, dien vreemden vogel aan te vallen?" vroeg Donsje. "Ja, dat zou ik zeker!" zei Mooivleugel. "Je kunt mij geen grooter dienst bewijzen."
"Ik heb nog nooit een tamme gans zien springen, en ik zelf heb het ook nooit gedaan," zei de ganzerik, en maakte de zaak erger dan ze was. De groote witte was er nu zeker van, dat de leidster-gans zeggen zou, dat ze hem heelemaal niet meê wou hebben.
"Maar daarentegen weet je ook zeker, wie hij is." "Wat meen je, Goudoogje?" vroeg Donsje. Eerst wilde Goudoogje niet uitleggen, wat ze bedoelde, maar toen kwam het uit, dat Mooivleugel en zij wel eens zouden willen weten, of alles wel in orde was met dien witten ganzerik.
Ze hadden ook de wilde ganzen zien aankomen, maar ze hadden Donsje niet herkend in de menigte. "Hoe vreemd, dat de wilde ganzen hier op de klippen landen," had de oude ganzerik gezegd. "Wat een prachtige troep! Dat kun je al aan het vliegen zien. Maar 't zal niet gemakkelijk zijn weiden voor zoo velen te vinden."
"'t Zou toch geducht jammer zijn, als die groote ganzerik wegvloog. Wat zouden Vader en Moeder bedroefd zijn, als ze uit de kerk kwamen, en merkten, dat hij weg was." Toen hij daaraan dacht, vergat hij weer heelemaal, dat hij klein en onmachtig was. Hij stond met een sprong midden tusschen de ganzen, en sloeg de armen om den hals van den ganzerik.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek