United States or Ireland ? Vote for the TOP Country of the Week !


De eenige, dien ik op deze reis meenemen wil, is Duimelot. Hij kan me van groot nut zijn, want hij heeft goede oogen, en kan 's nachts wakker blijven."

"Wie is dat? wie is dat? wie houdt me voor den gek?" vroeg de lijster, en probeerde te zien, wie geroepen had. "Dat is Kraaienroof, die met je liedje spot," antwoordde de jongen. De kraaienaanvoerder keerde toen den kop om, en zei: "Pas op je oogen, Duimelot." Maar de jongen dacht: "Neen, daar geef ik niet om. Ik wil je juist toonen, dat ik niet bang voor je ben."

Onmiddellijk daarna zette Haspel Niels Holgersson neer in een zandkuil. De jongen liet zich op den grond vallen, en bleef liggen, alsof hij doodaf van vermoeidheid was. Er vlogen zóóveel kraaien om hem heen, dat de lucht bruiste als door een storm, maar hij keek niet op. "Duimelot," zei Windsnel, "sta nu op! Je moet ons helpen met iets, wat je heel gemakkelijk doen kunt."

Hij hoeft niet lang bedroefd te wezen." Toen hadden de ganzen afscheid van de schapen genomen, en nu waren ze op weg naar de plaats, die Kaksi Duimelot wou laten zien. Hoe bedroefd hij ook was, hij kon niet laten als gewoonlijk naar 't land beneden zich te kijken, waar hij heen vloog.

Op die manier hadden zij Duimelot's spoor gevonden, tot bij de heide van Sunnerbo. Zoodra de ganzerik en Donsje Duimelot hadden gevonden, vlogen zij naar het noorden om naar Taberg te komen. Maar ze waren daar ver vandaan, en het donker was hen overvallen, eer ze den bergtop in het gezicht kregen.

Waar zijn toch je gedachten, Duimelot?" "Ze zijn ergens anders," zei de jongen, en dat was waar. Hij zat er aan te denken, hoe lang hij nog bij de wilde ganzen zou mogen blijven, en of hij misschien al dezen dag naar huis zou worden gestuurd. Op eens gooide de jongen de fluit weg, en sprong uit de struik op den grond. Hij zag Akka en alle ganzen op zich toe komen in een lange rij.

"Koningsarend!" riep de jongen. "Ik ben nog niet vergeten, dat je me eens naar de wilde ganzen hebt teruggebracht, en dat je het leven van den witten ganzerik hebt gespaard. Zeg me, of ik je niet op een of andere manier kan helpen!" Gorgo hief nauwelijks het hoofd op. "Stoor me niet, Duimelot!" zei hij. "Ik zat te droomen, dat ik vrij rondzwierf, hoog in de lucht. Ik wil niet wakker wezen."

Maar Dagaklar, de zwanenkoning, heeft over dien dwerg hooren spreken, die met de wilde ganzen reist, en die overal raad op weet, en hij heeft mij gestuurd om Akka te vragen, of zij met Duimelot naar de Hjälstabaai wil komen." "Ik kan die boodschap wel overbrengen," zei Agar. "Maar ik begrijp niet, hoe die kleine dwerg de zwanen zal kunnen helpen." "Dat begrijp ik ook niet," zei Smirre.

Maar de jongen bewoog zich niet. Hij deed, alsof hij sliep. Toen nam Windsnel hem bij den arm, en sleepte hem voort over het zand, tot bij een aarden pot van een ouderwetsch model, die midden in den kuil stond. "Sta op, Duimelot," zei hij, "en doe dien pot open." "Waarom laat je me toch niet slapen?" zei de jongen. "Ik ben te moe om vanavond nog iets te doen. Wacht tot morgen."

"De zaak is deze," zei Akka, "dat wij, die oud zijn, tegen elkaar hebben gezegd, dat, als jij, Duimelot, bij menschen in dienst waart geweest, en hun zooveel goed hadt gedaan als je ons deedt, dan zouden ze zeker niet van je weggaan, zonder je een goede belooning te geven." "Niet ik heb u geholpen, maar u hebt mij beschermd," zei de jongen.