Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 26 juni 2025
Ze stormden naar den uitgang, maar Duimelot, die beter in 't donker kon zien dan de wilde ganzen, riep hen toe: "Daar hoef jelui niet voor weg te loopen! Dat zijn maar een paar schapen, die tegen den wand van de grot liggen!" Toen de wilde ganzen aan het schemerlicht in de grot gewend waren, zagen zij de schapen heel goed.
Duimelot zat op Akka's rug, maar de andere reisgenooten hadden ze op een eiland in Runn gelaten, omdat Akka meende, dat ze meer schade dan nut zouden hebben gedaan, als ze mee naar Falun gekomen waren. Toen Akka een poos met Bataki aan het overleggen was geweest, nam ze Duimelot op den rug, en vloog naar een boerderij, die vlak bij de zwavelkeuken lag.
"Nog nooit is een mensch bij de groote dierenvergadering op de Kulla geweest," zei Akka, "en ik durf Duimelot niet meê te nemen! Maar daar kunnen wij vandaag nog wel eens over praten. Nu moeten we allereerst iets te eten zien te krijgen." Akka gaf toen het teeken tot vertrekken.
"Verbeeld je maar niet, dat we er iets om geven hoe je het hebt," zei de aanvoerder; maar nu kwam de grootste kraai, een slordige, grove, die een witte veer in den vleugel had, naar voren en zei: "'t Zou toch voor ons allemaal beter zijn, Windsnel, als Duimelot in zijn geheel overkwam, dan dat hij stuk ging, en daarom wil ik probeeren hem op mijn rug te dragen."
"Hij heeft verscheiden namen," zei de ganzerik aarzelend; hij wist niet, wat hij zoo gauw zou bedenken, want hij wou niet verraden, dat de jongen een menschennaam had. "Ja, hij heet Duimelot," zei hij eindelijk. "Is hij van het kaboutergeslacht?" vroeg de leidster-gans.
U kunt er zeker van zijn, dat ze heel blij zullen zijn, als ik hun vertel, dat Akka, de wilde gans, en Duimelot, de menschendwerg, komen om hen te redden." Met die woorden strekte de ooievaar den hals uit, sloeg met de vleugels, en vloog weg als een pijl uit een sterk gespannen boog. Akka begreep, dat hij haar voor den gek hield, maar dat trok ze zich heelemaal niet aan.
"Als je wat goeds bij ons hebt geleerd, Duimelot, vind je misschien niet, dat de menschen alleen recht hebben om op de wereld te zijn," zei de leidstergans heel ernstig.
De jongen liep hem dadelijk achterna, om dien hond daar de gans af te nemen. Hij hoorde wel, dat de ganzerik riep: "Pas op, Duimelot, pas toch op!" Maar de jongen dacht, dat hij voor zoo'n hondje toch niet bang hoefde te wezen, en hij stormde voort.
De wilde ganzen vlogen een paar keer heen en weer, opdat Duimelot alles goed zou kunnen zien. Eindelijk sloegen ze neer op den met gras begroeiden vloer, in de ruïne van een kerk, om daar den nacht door te brengen. Toen ze zich al hadden klaar gemaakt om te slapen, was Duimelot nog wakker, en keek door de gebarsten gewelven op naar den bleekrooden avondhemel.
Nauwelijks had hij dat gezegd, of Akka wendde zich tot den ooievaar, en vroeg of hij vond, dat het aan te raden was Duimelot meê naar den Kullaberg te nemen. "Ik geloof, dat wij op hem kunnen vertrouwen als op ons zelf," zei ze. De ooievaar raadde haar dadelijk sterk aan Duimelot meê te laten gaan.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek