United States or Montserrat ? Vote for the TOP Country of the Week !


Dat alles had tijd gekost; Fantine was reeds langer dan een jaar in de fabriek geweest, toen de opzichtster der werkplaats haar op een morgen vanwege mijnheer den maire vijftig francs ter hand stelde, met de boodschap, dat zij niet meer tot de fabriek behoorde en haar, namens den maire, uitnoodigde het oord te verlaten.

Toen Fantine tien jaar oud was, verliet zij haar geboorteplaats, en ging in dienst bij de boeren in den omtrek. Op vijftienjarigen leeftijd kwam zij te Parijs om "fortuin te maken". Fantine was schoon en bleef zoolang zij kon rein. Zij was een lieve blondine met fraaie tanden. Zij had tot bruidsschat goud en paarlen; maar het goud was op haar hoofd en de paarlen waren in haar mond.

De postillon legde de zweep over de paarden. Zij waren de rivier overgegaan en Mont-Saint-Eloy voorbij. De nacht werd hoe langer hoe donkerder. Intusschen verkeerde Fantine op dit oogenblik in groote blijdschap. Zij had een zeer slechten nacht doorgebracht. Schrikkelijk hoesten, vermeerdering van koorts, onrustige droomen. Des ochtends, toen de geneesheer kwam, ijlde zij.

"Integendeel, mijn kind zal nu niet aan die vreeselijke ziekte sterven, wegens gebrek aan hulp. Ik ben tevreden!" Dit zeggende toonde zij aan de oude vrouw twee gouden Napoleons, die op de tafel lagen. "Wel verbaasd!" zei Margaretha. "'t Is voorwaar een schat? van waar hebt ge dit goud?" "Ik heb het ontvangen," antwoordde Fantine. Zij glimlachte terzelfder tijd. De kaars bescheen haar gelaat.

Hij bleef dus, nam zijn stok bij het dunne eind en ging tegen den deurpost staan zonder Jean Valjean uit het oog te verliezen. Jean Valjean rustte met zijn elleboog tegen het hoofdeinde van het bed en hield zijn hoofd in de hand; hij zag strak op Fantine, die bewegingloos lag uitgestrekt. Aldus bleef hij peinzend, zwijgend en blijkbaar aan niets van deze wereld meer denkende, staan.

In deze paradijsachtige gemeenschap werden de koutende, zingende, loopende, dansende, vlinders vangende, bloemen plukkende, haar kousen in het hooge gras vochtig makende, frissche, dartele, niet slechte meisjes, allen werden nu en dan eens gekust, door allen, behalve Fantine, die zich peinzend en hardvochtig in haar onbepaalden tegenstand verhard had, ofschoon zij beminde.

"Tholomyès is toch een ongemeen mensch," zeiden de anderen eerbiedig. "Zie zijn pantalon! hoe forsch!" Fantine was de vroolijkheid zelve. Haar prachtige tanden hadden blijkbaar van God den last ontvangen, om te lachen. Zij droeg haar stroohoedje met lange fladderende witte kinbanden liever in de hand dan op het hoofd.

Door een openbaar schrijver had zij tot driemalen toe aan Tholomyès laten schrijven, maar Tholomyès had geen der drie brieven beantwoord. Op zekeren dag hoorde Fantine vrouwen, die haar kind beschouwden, zeggen: "zulke kinderen trekt men zich niet ernstig aan; men haalt er de schouders voor op!"

En zelfs, hoor, ik verklaar het u op dit oogenblik: indien alles is zooals gij zegt, waaraan ik niet twijfel, hebt gij nimmer opgehouden voor God deugdzaam en goed te zijn. Arme vrouw!" Dit was meer dan de arme Fantine kon verdragen.

Wijs en wijsgeerig zijn, is verschillend; en het bewijs er van is, dat, de kleine ongeregeldheden in haar leefwijze er buiten gelaten, Favourite, Zephine en Dahlia wijsgeerige meisjes waren, en Fantine een wijs meisje was. Wijs! zal men zeggen, en Tholomyès? Salomo zou antwoorden, dat de liefde een deel der wijsheid uitmaakt.