United States or Isle of Man ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hij durfde niet goed om te kijken. Dat was de kamer waar zij met hem, den indringer, den vreemdeling, den vijand, die het al had aan de groote klok gehangen... ach ach!... Hij schudde 't hoofd en zuchtte onmerkbaar, terwijl hij, met den kandelaar in de hand zijn deurtje openduwend, haar "sloapwel, Fliesta" wenschte. Sloapt euk wel, Binus, anwoordde zij met haar gedrukte, matte stem.

Geen wederzijdsche vragen, klachten noch verwijten. 't Kuipken, die haar al dien tijd niet gezien had en haar veel verouderd en vermagerd vond, vroeg enkel: Hoe goat 't er mee?" En zij, hem even aankijkend, antwoordde, heel gewoon, alleen met ietwat matte, trieste stem: O nog al goed; en mee ou? O, euk nog al goed. Dat was alles.

Meleken ging in den kelder, kwam met een vol glas bier, met het roggebrood en de schotel hoofdkaas weer boven. Zij sneed een dikke homp van 't brood, legde een zware plak hoofdkaas er boven. Roerloos en zwijgend zag Rozeke er haar mee weggaan naar de stallen, als met het eten voor een beest. "Oeder, 'k moe euk 'n stik heufvlak hèn," kwam Hilairken zaniken.

Het kwam mij voor alsof ik nog de eenig overgeblevene, de eenig levende was in een oord van afgebeulden en van dooden. Maar ik dacht ook weer aan de anderen uit dien tijd en wilde weten wat er ook van hen geworden was. Guus Boevers? vroeg ik. Deud, meniere; verongelukt mee zijn peirden. Dolfke Vervoat? Euk deud: deudgedronken! Mielke Vervoat? Noar Amerika. Fontje Vervoat? Euk noar Amerika.

De knecht kwam zeggen dat 't er klaar mee was en met inspanning stond hij weer op. "Ha moar 'k zoe nog wa blijven; wacht te minsten tot da ge dreuge zijt," raadden de boer en de boerin hem dringend aan. "O, 'k ben al hoast dreuge; en euk, 'k zal toch direkt weeromme nat zijn," antwoordde hij met een doffe en zwakke stem, die heel vreemd in zijn eigen ooren klonk.

"Nie, loat Smul doarbuiten!" riep eensklaps kortaf Rozeke, zich onverwachts in het gesprek mengend. Verwonderd keken allen op. "Woarom niet?" vroeg Alfons. "Wel, omdat 't weer al onneudige onkosten zijn; omda ge da toch zelf euk wel keunt doen, gij of Vaprijsken," antwoordde zij ietwat wrevelig. Zij wist het zelve niet waarom ze zoo plotseling opstoof; die naam van Smul had het gedaan.

O, 'k 'n peist niet, 'k 'n peist niet, Tante was al te verre gezet as Leontine gekomen es; en euk: ze 'n ze nie gezien," poogden de broeders haar gerust te stellen.

"Meneer is een neef van mij, weet ge? Gij hebt hem dezen zomer op de slijting wel gezien. Hij heeft toen de slijters getrakteerd en nu komen wij samen van Oostende, waar hij heeft meegedaan in de courses met zijn automobile." "En hét-e gij euk meegedoan, mejonkvreiwe?" vroeg Rozeke haast verschrikt. "Maar neen! 't gaat veel te gauw en ik ben veel te schuw!

Dát durve ik toch euk wel zeggen! flapte Cocksken er uit. Allen lachten even, hardop, behalve Donckers, die heel nijdig Cocksken aangrijnsde en meneer de pastoor, die zijn ooren spitste en wantrouwend schuins keek. Mevrouw de baronnes, en ook het Barontje, hadden er gelukkig niets van gemerkt.

"Zat mejonkvreiw Anna euk in de voiture?" vroeg Alfons. Rozeke wist het niet, zij had het niet goed kunnen zien; maar zij dacht wèl dat de jonkvrouw er bij was en haar hart popelde van ongeduld en vreugd in het vooruitzicht haar wellicht spoedig weer te ontmoeten.