United States or Austria ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Schaam u, heer Onderschout!" zeide Deodaat: "zij waren honderd tegen één!" "Kort en goed," viel Reinout in: "gij zult uw gijzeling gerust kunnen gesloten houden; want ik joeg u liever allen in 't Sparen, eer ik het minste leed aan deze wakkere kerels gebeuren zag."

Adeelen was door middel van een haak omvergerukt, en een uit het volk stond reeds gereed om hem met zijn eigen dolk te doorboren, toen Deodaat, het gevaar ziende, waarin de Fries verkeerde, zoo heftig tegen den poorter aanreed, dat deze achterovertuimelde, terwijl Reinout, zijn paard midden tusschen het volk drijvende, in de stijgbeugels oprees en met kracht uitriep: "pais en vree, gespuis van den Satan! niemand verroere zich, of het zal hier zwaardslagen regenen zoo dicht als hagel!

Deodaat trad nader: "kan ik," zeide hij: "de schoone Oda van eenigen dienst zijn?" "Wij wilden van u vernemen, of dat Friesche mirakel ook ten hove komt," zeide Oda. "En of zij waarlijk zoo schoon is, als men zegt," voegde Ottilia er bij. "En zoo voortreffelijk te paard zit." "En zulk een gek kapsel heeft."

"Ik verlang geen vermaningen van een Italiaanschen gelukzoeker," zeide Adeelen: "geef ze aan uw Hollandsche vrienden, die laf genoeg zijn, er naar te luisteren." Nauwelijks waren deze woorden gesproken, of Deodaat had zijn handschoen uit den boezem te voorschijn gehaald en er Adeelen mede in 't aangezicht geslagen.

"Wij meenen," zeide hij, "dat men dezen vreemdeling in aanmerking der door hem bewezene diensten het leven zou kunnen schenken, indien hij ons de noodige kondschap wilde geven omtrent de voornemens van zijnen meester." Deodaat had sedert den onverhoedschen aanval, op hem gedaan, een somber stilzwijgen bewaard, als gevoelde hij, dat welsprekendheid even nutteloos zou zijn als wederstand.

"Zal ik goede tijding uit Verona hebben?" vroeg Deodaat, aan wien Reinout deze vraag had geopperd. Het antwoord was: "Nouvelles qui vous parviendront, Joies et douleurs vous causeront."

"Ik vrees uw Genade geheel niet te verstaan," antwoordde Deodaat, wiens voorhoofd van verontwaardiging gloeide: "uw Genade zal toch niet van mij vergen, de rol van verspieder te spelen?" "Welnu, mijne Heeren!" zeide Willem, zich lachende tot de omstanders keerende: "hebben wij het niet voorspeld? Zietdaar al zwarigheden."

"Ik zou u juist zijn gaan roepen," zeide Deodaat. "Maar, wat zegt gij toch?" zeide de Jonkvrouw, die niets van den uitroep van Reinout begreep, terwijl zij eerst dezen, en vervolgens de overigen verlegen aanzag. "Waarlijk ja," zeide Deodaat halfluid tegen zijn vriend: "nu meen ik ook de stem te herkennen." "Meenen!

Kom ik niet terug, dan is het een teeken, dat mijn leven of mijn vrijheid bedreigd wordt: gij wendt in dat geval den steven en boodschapt den Graaf mijn wedervaren." De twee schildknapen zagen elkaar met onrustige blikken aan. "Welnu!" zeide Deodaat: "hoe kijkt gij zoo zwart? Wat hapert er aan?"

"Uw goede naam!" herhaalde Deodaat, verbaasd, ja eenigszins gevoelig: "'t is waar, mijn geboorte is nog duister; maar mijn eer is onbevlekt." "Gij misduidt mijne woorden. Oordeel zelf: Adeelen verdenkt mij: door u te huwen, zou ik zijn vermoedens niet alleen bevestigen, maar geheel Friesland zou in den waan geraken, dat ik mijn bruidegom verraden had om eenen anderen mijn min te schenken."