Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 23 juli 2025


"Dat niet," zeide Deodaat: "althans niet, voordat mij de onmogelijkheid blijkt, van mijn last te volbrengen. Maak slechts haast, want elk oogenblik vermeerdert de noodzakelijkheid om spoedig aan wal te zijn." "Ook goed!" zeide de schipper: "nog een paar gangetjes en wij zijn er."

Deodaat volgde zijn voorbeeld, liet zich insgelijks aan het touw af glijden en stond weldra aan zijn zijde; waarna zij dadelijk het touw naar zich toe trokken en het aan een vooruitspringenden boog nevens hen vastmaakten.

"'t Zijn de beesten van den kwakzalver, die wij voor de onzen aanzagen," zeide Deodaat, in gelach uitberstende. "Schurk!" riep Reinout, den hansworst in den hals knijpende, "wat belet mij u op de plaats te doorsteken?" en meteen hief hij zijn dolk op. "Foei Reinout, schaam u!" zeide Deodaat, hem terughoudende: "een aap en een nar, zijn dat gepaste kampvechters voor u?"

Hoe verplet over deze maar, welke al de zoete uitzichten van geluk, die een oogenblik te voren haar voor den geest gezweefd hadden, ter neder wierp, behield Madzy echter kracht van ziel genoeg om te beseffen, dat in deze omstandigheden het reeds zoozeer geschokt gestel van haar voogd voor nieuwe ijselijkheden gespaard moest blijven: ja, dat het hem wellicht een instorting en het leven kosten zoude, indien hij thans vernam, dat die Deodaat, wiens dood hij betreurde, geen vreemdeling, maar zijn zoon was geweest.

Zij wreef zich de oogen uit: het was geen droom: die gedaante zat daar, deed een sprong, en was naast haar bedstede. Met een gesmoorden gil vloog zij haar legerstede uit, haar kamer en de trap af: zij opende een deur: eene nieuwe stof tot ontsteltenis: daar stond de moordenaar van Deodaat, of zijn schim, midden in het vertrek.

Aan de poort van het Sint-Jans-klooster namen zij afscheid: en Deodaat, bemerkende dat het reeds laat was geworden, haastte zich, in vollen ren naar Haarlem te keeren, waar hij zich in aller ijl kleedde en zich vervolgens naar de Sint-Jans-straat begaf.

De zoo natuurlijke bescheidenheid, welke ieder jongeling vervult in de tegenwoordigheid van een meisje, dat bij hem een ontkiemend gevoel van liefde verwekt, belette Deodaat verder te vragen. Ook Reinout gevoelde een verlegenheid, welke hij nimmer bespeurd had: het eenvoudig onschuldige van Madzy boezemde hem een eerbied in, welke geen vrouw ter wereld ooit bij hem had doen ontstaan.

Op den rijweg gekomen, begon men min of meer de vormen der dingen te kunnen onderscheiden en Reinout, den kastanjeboom naderende, greep naar den toom van hetgeen hij voor zijn paard hield. "Dat is mijn paard niet," zeide hij: "is het uw vos, Deodaat?"

De monnik kwam met een Workummer visscher herwaarts. Onderweg stevenden zij een vaartuig voorbij, dat aan den grond zat en met bier beladen was: zij kregen vermoeden, dat dit het bewuste schip zoude wezen." "Inderdaad!" zeide Deodaat: "hij heeft wèl geraden."

"Er blijft ons niets over dan om ons ter dood te bereiden," zeide Deodaat: "en ons leven zoo duur te verkoopen als het ons eenigszins mogelijk is. Wij kunnen althans uit onze hooge standplaats nog eenigen tijd met voordeel het hoofd bieden." "Dat zal ons weinig baten," zeide Zweder: "want om hen te bevechten, moeten wij ons vertoonen: en dan staan wij voor hun pijlen bloot. Kom! het is gedaan.

Woord Van De Dag

soepe

Anderen Op Zoek