United States or Cook Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Uw waardige voogd wilde u gaan opzoeken; maar hij was zelf zoo ontsteld over die noodlottige gebeurtenis, dat hij ternauwernood gaan kon. Hij heeft zich dit geval zoo sterk aangetrokken, als ik zelf kon doen, ik, die nog een oude betrekking heb tot den goeden Deodaat.

"Waaraan denkt gij, dat gij zoo stipt voor u kijkt als een slang op een vogeltje?" vroeg Deodaat in 't Italiaansch, welke taal zij gewoonlijk te zamen spraken, wanneer zij zich alleen bevonden, of ook wanneer zij door hun knechten verzeld waren, en door dezen niet verlangden verstaan te worden.

Madzy was, gelijk meer jonge maagden, in wier boezem een ontkiemende liefde woont, weemoedig en stil: zij poogde, maar vruchteloos, de gedachte aan den edelen Deodaat, aan zijn vroolijk en aangenaam onderhoud van den vorigen morgen, aan zijn ontmoeting met Adeelen en aan zijn geheimzinnige woorden op het feest, uit haar geest te verbannen: somtijds wenschte zij, dat zij Friesland nooit verlaten en hem daardoor niet ontmoet had; dan huiverde zij tegen het denkbeeld, dat zij slechts korte dagen in Holland verblijven zoude, en dan waarschijnlijk den jongeling nimmer terugzien, in wien zij zulk een hoog belang stelde.

Deodaat was op het punt, aan Adeelen op een scherpe wijze zijn hardnekkigheid te verwijten, waaraan hij ook Aylva's weigering toeschreef; maar zich het verlangen des Graven, om vrede met de Friezen te bewaren, herinnerende, oordeelde hij, om zijns meesters wille, een zachter toon te moeten aannemen. "In waarheid!" zeide hij: "Edele Heeren! ik begrijp uw oogmerken niet.

"Ik ben een zot, een ezel!" riep Reinout, zich voor het hoofd slaande, "vergeef mij, schoone Freule, zoo ik eene, eene enkele uitdrukking gebezigd heb, die uw toorn verwekken kon." "Er was geen opzet tot beleediging," zeide de onbekende op een vriendelijken toon: "hoe zou ik dan toornig zijn." "'t Is hare stem, bij alle Heiligen!" zeide Reinout: "en gij liet mij buiten staan, Deodaat!"

Morgen, als u de slaap betere gedachten zal hebben ingeboezemd en gij redelijker spreken wilt, zal ik u de noodige opheldering geven." "Gij verzaakt uw afkomst niet," zeide Reinout op een verachtelijken toon: "en Barbanera's verhaal...." "Mistrouw dien bedrieger!" zeide Deodaat: "ik heb hem ook gesproken en hem verzocht hier nimmer terug te keeren."

Zoodanig was ook de gesteldheid van Deodaat, toen hij, toevallig den blik opwaarts slaande, iets boven den hoogsten top van het voor hem liggend duin zag bewegen, dat zijn aandacht tot zich trok.

Ik heb misschien reeds te veel met dien.... met die twee Italiaansche Ridders gesproken; maar onze toevallige ontmoeting aan de hut des boschwachters is daarvan de schuld;.... en dan, gij zelf, gij waart ook buitengewoon minzaam tegen dien eenen.... Deodaat, geloof ik, is zijn naam." Hier zweeg zij, terwijl een gloeiend rood door hare wangen stroomde.

Waartoe die haast, dat droef gelaat?" De Jonkvrouw spoedt zich naar beneden En groet den makker van haar jeugd, Want welkom is haar te allen tijde Haar deelgenoot in leed en vreugd. "De vorst der Franken, koning Karel, Roept zijn vazallen op ten strijd!" Zoo doet nu Deodaat zich hooren. "Hem is mijn trouw, mijn zwaard gewijd.

"Madzy! aangebeden Jonkvrouw!" stamelde Deodaat, terwijl hij voor haar nederknielde, en hare handen met eerbiedige liefde aan hart en lippen drukte. "Ridder! dit moet zoo niet zijn," zeide Madzy: "ons laatste onderhoud heeft al reeds genoeg gekost: ik verheug mij hartelijk, u weder hersteld te zien."