Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 9 mei 2025


Ik sloeg een kreet van angst en ook Davus en de zwijnen gromden heviger en tolden wanhopig om zichzelve rond als waren ook zij bevreesd, voor de jonkvrouw, die, op eens ezels rug, hen vóor was geijld op de wanhopige vlucht, in de regennacht, uit Chersonezus' verschrikkelijk paleis.

En al dat volk, o goden, al dat volk wist niet of geloofde niet, dat daar in stralenden zonschijn door Hypata's straten een heks ging, die twee in zwijnen betooverde minnaars mede voerde in haar stoet! Goden van Eleuzis, waar was ik verdwaald! In welke onzaligheid! Meroë's oogen ontmoetten mijn oogen. Heer! riep Davus, als of hij geraden had. Pas op!! Maar mijne oogen tartten Meroë's oogen.

Davus! riep ik mijn knecht. Hij stond op, naderde. Davus, waarschuwde ik; ga met den voerman zitten op treê of bok van den wagen om de kunstenmakers te zien en pas op, dat het volk niets steelt.... Davus en voerman deden als ik beval.... ....Dit, dit was alles Delfi!

De toover is nu verbroken! Wat gebeurde, is gebeurd en zal niet meer gebeuren. Want ik kan mij niet begrijpen, dat ik niet even verliefd, ja verliefd op Meroë ben geworden... Zij was zoo heerlijk schoon, zoo verleidelijk schoon, zoo beloftevol schoon... Heer! Heer! Pas op!! riep Davus. Het schijnt mij toe, dat uw ooren reeds gaan groeien!

En ik liep den weg op, den eenzamen, nog nachtbleeken heirweg... Straks zoû ik keeren op mijn passen, als Davus zoû voorspannen de buffels... Ik liep voort. De zon rees uitstralende achter de rozigende golving der bergen omhoog. Een honigkleurige schijn overstroomde den hemel.

Maar zij waren dronken, heer, en ik niet en ik kon u niet zien in een zwijn veranderen, zoo als ik u reeds in een ezel veranderd wist! Hoe weet je!? riep ik uit en greep hem wild om den pols. Ach heer! Ach, heer! riep Davus. Ben ik dan zoo een stommeling? Hoorden wij dan niet reeds van Delfi af wat er gebeurt in Thessalië?

Plotseling uit een dier paleizen, de treden der trappen af, ontrolde zich een stoet en het volk drong samen om te zien. Op een draagbedde droegen zwarte slaven een glimlachende hetære aan. Ik sprong uit den wagen... Heer! riep Davus. In aller goden heiligen naam! Verdwijn weêr niet voor mijn oogen, omdat ge een schoone vrouw ziet! Ik zag toe.... Om mij hoorde ik fluisteren: Meroë! Meroë!

O, vreemde zaligheid, die mij door voer, terwijl Davus, op hun aller betuigingen van onwetendheid met Charmides, Lyzias' zoon, zijn vaart op mijn rug bedwong! Vreemde zaligheid, dat Charis hoorde van Charmides, zoo als Charmides van Charis hoorde! Zaligheid, ons beider namen hadden samen geklonken in die zelfde ure, als in een zelfde harmonie van bekoring!

Het is niets, Davus, fluisterde ik hem in. Het is niets! Zwijg alleen, zeg nooit iemand iets. Je ziet, ik ben noch ezel, noch zwijn en ik heb goede zaken gedaan in Hypata. Morgen reizen wij af naar Farsalus... Verder Thessalië in!? klaagde Davus. Ach heer, ik word liever zelf maar dadelijk een ezel, of een zwijn als het moet, dan verder Thessalië in te gaan! Davus! fluisterde ik verder.

Davus ontwaakte het eerst en ook Charis sloeg hare oogleden op en zij riep: Charmides! Charmides! Waar ben ik? Ik was wèl gewoon op velerlei manier met mijne bruid gesprek te voeren, maar dit maal was het Davus, die antwoordde: In veiligheid, edele jonkvrouw: vrees niets! Wij hebben over uw slaap gewaakt al sliepen wij ook zelve, ten minste ik, uw slaaf!

Woord Van De Dag

uitgekregen

Anderen Op Zoek