Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 9 juni 2025


Aan mijn slavennaam begrijpt ge, dat ik eens ezels slaaf ben! En de zwijnen? wees de opperpriester naar de drie, die zich grommende en tollende, verlegen, hielden ter zijde. Ik schreef het met mijn hoef en Davus beaâmde het. Gij zijt dus allen betooverd geworden? vroeg de opperpriester ernstig. Ik wel het minste, heilige heer, zei Davus; maar anders, ja, heeft iedereen wel een tikje beet!

Op dit oogenblik, dat ik gegrepen, geduwd, getrapt, geschopt werd te midden van het dichte gedrang, kwam Davus de poort om kijken en vroeg den poortwachters, die toe zagen: Hebben jullie mijn meester ook niet gezien? Welken meester? vroegen de poortwachters, en ik hoorde alles heel goed met mijn lange ezelsooren, die spitsten.

En van overal, achter om de herberg, uit de herberg, kwamen de knechten en slaven, kwam Davus ook, met knuppels gewapend om mij te ranselen: den wilden, vreemden, verliefden ezel, die Nausistrata, de vrouw van Demifo, had willen bijten, misschien... misschien wel op eten!! Ik hief mijne ezelshoeven van den grond en zette het op een rennen.

Waarheen ik hen allen leidde, was ik mij onbewust: ik begreep alleen, dat ik vooruit moest, wèg moest, Chersonezus' zoo uitgebreide bezittingen, landerijen en tooverban uit, om Charis te redden, om mij en Davus te redden en te redden de drie betooverde senatoren.... Ons allen te redden vóor Chersonezus, zich bezinnende na die woede over zijn tijdelijke machteloosheid, ons met éen gebaar van zijn staf zoû weêrhouden verder te vluchten in heilige zekerheid.

Mijn heer, met wien ik reis! riep Davus, in verbijstering om zich heen ziende. Charmides, de zoon van Lyzias van Epidaurus! Hij is den wagen uit gesprongen, toen de stoet van Menedemus de poort uit trok; hij is, geloof ik, even meê geloopen en nu zie ik hem niet meer en weet niet wat er met hem gebeurd is!! Een mensch kan toch maar niet zoo op eenmaal verdwijnen!

En nu ik eenmaal stil stond, wist ik, dat ik niet verder kon, uit vermoeidheid ten doode toe, niet vèrder kon, dat diepe ravijn neêr en ginder weêr op, in den slagregen, die stortte neêr. O mijn heer! O mijn heer Charmides! klaagde Davus, die reeds gewend aan de zwijnen scheen en tusschen hun drieër rondgetol de armen wanhopiglijk rekte en de handen wrong. Ik balkte, heel wijd.

Woord Van De Dag

muggenbeten

Anderen Op Zoek