United States or Guatemala ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zoo wij haar overreden wilden, zoû zij ons nooit gelooven! viel de tweede geleerde in. Zij is betooverd door Chersonezus! riep de derde. Pas op, o Menedemus, dat gij uw dochter niet doodt, door haar te willen overreden, dat deze ezel haar bruidegom niet is! En de neven om Menedemus klaagden tot Charis' broeders: Ach, onze Charis! Ach, onze liève Charis!

Intusschen wenschte ik niet terug naar de stad! Ik wilde naar den astertuin en terwijl de stoet van Menedemus den zijweg insloeg, die zeker naar zijne landgoederen geleidde, stond ik schrap op de hoeven, koppig mijn ooren spits, mijn staart ingetrokken tusschen de achterpooten, terwijl Davus alle moeite deed om mij op mijne passen te doen keeren.

Toen balkte ik van verbazing, heel luid en schreef met mijn hoef duidelijk in de mulle aarde: Ik ben Charmides, Davus, je meester, en deze jonkvrouw is Charis, de dochter van Menedemus uit Hypata, die wij ontmoetten bij de poort van de stad en om wier liefde ik betooverd werd....

Zegt mij, gij zonen van Hermes en Aesculapius, wondermeesters, geneesheeren, zegt mij, wat nu te doen!! En in wanhoop wenkte Menedemus drie Frygiesch gemutste heeren nader en stond, in radeloosheid voor hen, de armen wijd. Heer, zeide een van hen, een grijze, waardige in langen tabbaard. Wij kunnen niet anders dan Charis laten in den waan, dat zij haar bruidegom heeft gevonden.

Had zij slechts een onzer gekozen, in plaats van na Chersonezus' vervloeking, op een schurftigen ezel te verlieven, dien zij dadelijk Charmides noemt! Ik hoorde dit alles, terwijl mij Charis langs de mannen geleidde. En ik hoorde ook Menedemus, die verder vroeg aan de geleerden: Dus, wondermeesters, wat raadt ge mij?

Zoodra wij binnen kwamen, rezen Dionyzius en de sombere Manes op; zij traden Charis te gemoet, die met mij, haar arm om mijn nek, nader trad en ook verrast en bekoord om zich heen blikte, aan hoeveel de dochter van den schatrijken Menedemus ook gewoon was.

Een gedachte flitste in mij op.... Zoo ik nu knikte met mijn kop....! Zoo ik nu schreef met mijn poot in het zand....! En om zilverasters vroeg....!! Maar een na-gedachte weêrhield mij.... Wat zoo zij mij vroegen wie ik was en ik verried, dat ik een koopmanszoon was? Onttooverd zoû mij Menedemus misschien purper en parels koopen maar mij dan weg zenden, verder Thessalië in!

Dit te bedenken weêrhield mij, nog meer dan de angst, dat Menedemus nooit een handelsreiziger zoû willen als echtgenoot voor zijn dochter, door welk teeken ook mij bekend te maken. Zoo ik in mensch weêr herschapen werd, zoû Charis vermoedelijk zoo geschokt worden, zoo getroffen in hare liefde voor haar ezel, dat zij er om sterven kon.

Menedemus sloeg de handen in wanhoop op en de broeders en neven, in wanhoop, wrongen de hunne.... En al dit ongeluk, riep Menedemus; omdat Chersonezus, wien ik mijn eenige dochter had toegedacht, een slechte man is, een vervloekte toovenaar, die Charis betooverde, toen ik eindelijk de waarheid omtrent hem wist en weigerde mijn kind op te offeren!

Niet meer naar een stal, maar naar een marmerzuilig pavillioen. Tusschen bloemenkransen en maagdendans en ezelgetrip en flambouwengeflakker en muziekgeschal geleidden zij mij waar vreemdelingen van aanzien, Menedemus' gasten, gewoon waren te overnachten.