Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 22 mei 2025
Ik had bijna wel kunnen balken van verwondering, dat ik Demea hier plotseling verschijnen zag, maar vreemd was het toch niet, dat Menedemus de reizende kunstenmakers gehuurd had om met hunne spelen de bruiloft op te luisteren.
Hij heeft een vacht, als zilver zoo licht grauw! En als zij zoo zacht: voel toch eens! Zij streelden mij alle drie de vacht: ik trilde van voldane ijdelheid en de slaven zeiden: Wij hebben hem dan ook geborsteld! En het heeft hem aan niets ontbroken.... Wij kunnen Menedemus zeggen, zeide de oudste wondermeester, Dat de verloving gevierd kan worden, viel de tweede in.
Chersonezus betooverde mij, omdat ik hem niet wilde minnen en ik smachtte naar je.... En toen je verscheent in een ezelvorm.... Aan hek en heining der grasweiden.. vol madelieven.. Herkende ik je aan je oogen en wist ik, dat je Charmides was... En beminde ik je, als een ezel... En verloofde Menedemus Charmides aan zijn dochter Charis.... Wij omhelsden elkaâr innig en dicht.
De zoon van Hekate! En die zich ook nog verhoovaardigde te zijn de zoon van Hermes, van den edelen god aller kooplieden in parels en purper?! Neen, dat nooit! Maar van Hekate! Wellicht Chersonezus, dien ik had gezièn, had gehóord, zwevende in de nacht boven het landhuis van Menedemus, om alles te vernietigen en Charis te schaken! Het was Chersonezus, waarheen zij ons leidden!
Ingestort is het niet, zoo als zij met eigen oogen zagen, een aardbeving is er in het Zuiden van Thessalië sedert jaren niet voor gekomen, maar het huis was gesloten en onbewoond en de omwonende boeren verzekerden, dat Menedemus en alle de zijnen vertrokken waren, met misbaar en wanhoop, omdat zijn dochter verdwenen was en dat zij niet wisten waar heen.
Van de hoogte, waar de houthakkers woonden en ik mijn stal had, kon ik bij heldere dagen in het rond zien over de lager liggende valleien; zij golfden weg, doorsneden van vele zijstroomen van den Sperchius; zij zouden zeker na den winter weelderig weiland en bouwland zijn; zij behoorden alle Menedemus toe en zijne hoeven lagen er in verspreid tusschen de nu ontbladerde wingerds.
Ik draafde slechts, draafde slechts: ik draafde denkelijk de geheele nacht. Somber bleef de nacht maar de storm, de duivelsche storm, had alleen zijn kring getrokken rondom het domein van Menedemus, en wij waren dien tooverban uit. Goden van Eleuzis! bad ik telkens. Goden van Eleuzis! Behoedt ons allen!
Erbarmt u vooral over den ezel, heilige heeren, den ezel, die is mijn heer! De opperpriester was naar voren getreden en hij las, wat ik, opgerezen uit mijne knieling, in het stof van den weg met mijn hoef had geschreven: "Ik ben Charmides, zoon van Lyzias.... En de maagd, die ik redde uit veel gevaar, is Charis, de dochter van Menedemus...." Ik ben Davus, heilige heeren! riep Davus.
Echter niet zonder de bezorgdheid om Charis zelve, nu ik begrepen had, dat zij betooverd was door Chersonezus, die, terug gestooten door Menedemus, een tooverban om haar had opgeroepen, zoo dat zij had moeten verlieven op den eersten, besten ezel, die haar te moet was getreden.
Nooit heb ik je naam vergeten! Charmides, Charmides, weêr heb ik je gevonden, ik, Charis, de dochter van Menedemus uit Hypata!! En wij zijn gelukkig en wij zijn verloofd, o Charmides, o mijn Charmides: Charis en Charmides zijn verloofd! In den licht-trillenden morgen klonken onze namen te zamen op, terwijl de fluiten trillerden en de cymbels goud schetterend te zamen sloegen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek