Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 20 juli 2025
Ik ontrukte op dat oogenblik aan den bezwijmden knecht de zweep, die hij nog in de hand hield geklemd en cirkelde met den langen geesel in de lucht, om mijn hoofd. Het was vreemd, maar ik geloofde nog niet aan heksen. Ik geloofde aan storm en aan vreeslijke stormvogels en aan reuzevleêrmuizen, zoo als ik er nimmer nog had aanschouwd, maar ik geloofde niet aan heksen. En ik poogde met mijn lange zweep de gedrochten mij van het lijf te houden. Ik voelde echter, dat ik dit niet lang zoû kunnen. Daarom wierp ik de zweep in den wagen en de afschuwelijke vleugels en vlerken sloegen mij om het hoofd, geeselden mij op hun beurt. Wat vermag echter een jonge, sterke man veél in de uiterste oogenblikken van bijna niet te begrijpen gevaar: wat een kracht hebben de goden den mensch in gegeven, kracht, die vertienvoudigd hem schijnt als een uiterste poging gedaan moet worden! Want ik, ik had de kracht mijn bezwijmden Davus op te tillen en hem in mijn mantel binnen in den wagen te werpen. De buffels, ook geslagen door de vlerken en vleugels, brulden van smart en wanhoop maar ik greep den voorste de leidsels en leidde hen in het rond om den driesprong heen. Ik voelde, dat ik óver den driesprong ter zij van het beeld, dat mij scheen te bewegen, te grijnzen, bezield te worden, in drie wezens zich te verdeelen! onmogelijk buffels en wagen zoû kunnen geleiden. Maar om den driesprong rond, even buiten den toovercirkel, die daar beschreven scheen, rukte ik de buffels voorwaarts, terwijl ik voelde, dat ik vooruit moest en niet achteruit den weg terug zoû kunnen gaan! O, hoe ik het betreurde niet ingewijd te zijn in de mysteriën van Eleuzis! D
Mijn lieve bruid bevroedde niet in welk vreemd gezelschap zij zich bevond; angst koesterde zij niet, nu zij zoo hoffelijk reeds twee dagen lang bejegend werd door hare gastheeren; nadenken vermocht niet haar betooverde geest en het scheen wel of die betoovering eene bescherming om haar heen spon, die zij zich ook niet bewust werd; gevlucht in een heksennacht uit haars vaders betooverd huis op den rug van een ezel, was haar geen haar gekrenkt, was zij gevoed, gekleed, was er een feest om haar heen en ik verwonderde mij over den geleidelijken loop van dingen, die toch niet gewoon schenen en bedacht of het de goden van Eleuzis waren, die dergelijke harmonische onwaarschijnlijkheden om de lieflijke onschuld van Charis sponnen en weefden.
O, ik wist het wel, dat de goden van Eleuzis, die ik zoo dikwijls had ingeroepen, mijne bruid en mij hadden behoed, maar ik herinnerde mij ook Clitifo's lieflijken tuin van zilverasters en hoe reeds aan den grens van Thessalië een Isis-priester de weldadige bloemen kweekte, die mij hadden kunnen onttooveren, toen ik op Nausistrata verliefde!
Zij wilde zich op mij werpen, maar ik zwiepte haar. Hare klauw brak mij het lange zweeptouw. En zij lachte afgrijselijk... Maar ik zwiepte haar steeds en sloeg haar met den stok van de zweep. Haar klauwen voelde ik al in mijn rug. Ik greep haar bij den strot... Ja, nu worgde ik haar: ik voelde het. Goden van Eleuzis! riep ik. Staat mij bij...!!
Ik trok echter de buffels, liet ze toen los, en lokte ze voort en ze draafden bijna, de brave beesten, terwijl ik in den zweepstrik steeds de harpij mede trok. Ginds, achter ons, scheen nu de vreeslijke driesprong niet meer dan een samenvloeiing van wegen in duistere onweêrsnacht van draaikolkende wolken vol huilende vogels... Maar niet meer. "Eleuzis! Eleuzis!" bad ik. "Ceres en Hermes!
O Goden van Eleuzis, wat zoû gebeuren, zoo ik at?! En dadelijk, dat ik in mijne vertwijfeling dacht aan de heilige goden, voelde ik mij doordrongen als met een pijl met deze ingeving: Vat de bloem aan maar eet haar niet.... En strekte ik den bek. Ik voelde om mij de hevige trilling van de boosheid, die wachtte.... Ik vatte met mijn tanden den stengel aan en de bloem bengelde tusschen mijn tanden.
Nooit zoû ik, ezel of man, vergeten lieflijke Charis' naam en misschien, dat Charis niet vergeten zoû, hoe buiten de poort van Hypata tot haar oor was door gedrongen de naam van Charmides, Charmides, die haar aanbad! O, zoo de goden, de zalige, van Eleuzis, eens weêr samen zouden doen klinken, in eene zelfde ure, die beide namen van Charis en van Charmides, van Charmides en van Charis!
Chersonezus zag haar aan: klaarblijkelijk had hij, hoe machtig toovenaar hij was, een ander antwoord verwacht; klaarblijkelijk had hij nooit berekend, dat Charis' betoovering door zijn eigen tooverwoord toch nog geluk haar geworden zoû zijn om hare liefde, die de goden van Eleuzis wel hadden toe laten gaan naar een ezel, maar naar een eveneens betooverden, in een ezel betooverden jonkman, zoo dat zich toch liefde, hoe wonderbaar, tusschen beider zielen had kunnen weven, zoo dat toch geluk hen had kunnen door glanzen en hij aarzelde te antwoorden, terwijl de maagd, die hij, de goden wisten welke schande had toebedacht, rein en argeloos en goddelijk onnoozel en zoo onvergelijkelijk schoon zat aan zijn zijde....
Waren het de vermoorde kindertjes?? Ik werd mij even bewust niet gehéel lichtzinnig te zijn: ik werd mij even bewust te willen worden ingewijd in de mysteriën van Eleuzis: een vreemde vroomheid huiverde vaak door mijn gloeiend kloppende aderen: ik wist, dat er dingen van goddelijkheid en ongoddelijkheid zijn, die een verliefde, jonge man niet altijd begrijpt!
Ezel, die je was en weêr worden zal, iederen keer, dat je ooit weêr verliefd zal worden op een ander dan mij, op een ander dan mij! riep de harpij. Toen zonk zij in een, op den weg, en huilde naar den hemel op. De regen stroomde. De buffels hijgden. Hoè! Hoè! riep ik... Waar ging ik heen, in de nacht. In de donkere onheilsnacht? Goden van Eleuzis! riep ik. Geleidt mij! Ik mende.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek