Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 9 juni 2025


Wij draafden, wij draafden, wij naderden... Davus riep naar de achterhoede van den stoet: daar waren slaven en wachten: Is onder u ook mijn meester: Charmides, de zoon van Lyzias? Is hij niet meê geloopen met uw stoet? Maar de slaven en wachten riepen, dat zij niet wisten van Lyzias' zoon, Charmides...

Maar de wind blies luguber en de wolken dreven en de platanebladeren ruizelden neêr en ik hoorde als kleine kindertjes klagen of er zieltjes zweefden door de nacht. Ik naderde mijn wagen. Davus en de voerman rezen op van de treê. Heer, zeide Davus; de voerman wil niet naar Thessalië.... Is hij bang? vroeg ik. Ja, heer, zei de voerman, bleek.

En de opzieners en de slaven verzamelden in dichten drom.... Nu was er niet veel te herstellen meer aan Davus' onbescheidenheid; de opzieners vroegen Davus, zij vroegen toen Charis, die, steeds op mijn rug gezeten, argeloos en waardig antwoordde, dat zij Charis was en ik haar bruidegom Charmides; zij vroegen zelfs mij en er bleef mij niets over, dan ja te knikken en zelfs mijne toestemming schriftelijk in het stof van den weg te onderteekenen.

Ik verstond niet wat zij meer fluisterden, want het was als een ruischende, dringende zee om ons rond en eindelijk zei de hoofdopziener tot Davus: Het lijkt mij het beste, dat wij Charis en Charmides geleiden voor onze meester en meesteres en dat jij, Davus, ons vergezelt om getuigenis af te leggen, dat je je eersten heer terug vondt in dezen onwaarschijnlijken vorm.

De drukke menigte, nu de stoet zich op den heirweg verloor, vloeide geleidelijk de stad in en uit, maar éen van de poortwachters en een paar stedewachten hielden mij vast aan mijn opstaande manen, terwijl ik onwillig wilde ezelbewegingen maakte, mij schudde, ongeduldig, wanhopig zwiepte met mijn langen ezelstaart... "Davus!" had ik willen roepen; "ik, deze ezel, ben je meester!"

Waarheen gaan wij! Thessalië is een land vervloekt, zeggen allen! Heer, ik ben bang. Spaar mij! Dat ik niet vluchtte, was, omdat ik u hoedde van klein jongske af! Ik was iets ouder dan gij! Ik speelde met u en paste op u! Heer, wees genadig en keeren wij, keeren wij, heer! Ik kan niet, Davus. Ik moèt naar Thessalië.... Het zij dan! zei Davus. Maar de goden behoeden ons!

De zwijnen, grommende, richtten zich op en ik balkte, terwijl hoog in de lucht de leeuweriken jubelden. En Charis en Davus zagen nu ook den stoet, die uit de rozige verte aan kwam.... Het zijn Isis-priesters! riep Davus. Het is een goed voorteeken, dat hun stoet ons nadert en misschien kunnen zij ons bijstaan met raad zoowel als met daad!

En hij scheen haar niet dadelijk te willen overtuigen, dat zij betooverd was en op een ezel verliefd, dat ik betooverd was en een ezel: hij voerde haar aan de hand de treden op en ik volgde met Davus, de trawanten, de slaven, tusschen de gouden zuilen door, tusschen de starrelende fakkels door, de lange, lange galerijen door.

Een zwijnepoot daar.... Een zwijnestaart hier.... En zwijnborstels daar... riepen zij door elkaâr. Ge moet amaryllis eten! riep ik. Waar vinden wij amaryllis te eten? riepen de zwijnen. En het was alles balken en snorken, verscheurend en grommend, zoo dat Charis riep: Charmides! Charmides! Vlucht!! En Davus: Heer Charmides! Heer Charmides! Bescherm mij! Ik zette het op een loopen, balkende.

Hare oogen waren als stralende, zwarte karbonkelen, die zochten te betooveren met beloften van wellusten, der menschheid onbekend... Maar ik, ik voelde nog de bekoring van lotosblauwe maagde-oogen. Ik werd niet verliefd.... Ik veranderde niet in een ezel... Kom! zeide ik tot Davus, instijgende de stoet vloeide voorbij. Laat ons de herberg zoeken...

Woord Van De Dag

muggenbeten

Anderen Op Zoek