Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 4 juni 2025
Elke vrouw die geboren wordt, vermenschelijkt door den stroom van ras-bekwaamheid door haar vader aangebracht en vervrouwelijkt door hare traditioneele positie, moet in haar eigen persoon nog eens datzelfde proces van beperking, terugstooting, verloochening, doorleven; het smorende "neen" hetwelk al haar menschelijke wenschen om te scheppen, te ontdekken, te leeren, te uiten, vooruit te gaan, te niet doet.
Zij zijn zooals zij zijn, niet uit christelijke nederigheid of ootmoed; nog minder omdat zij nederig en ootmoedig willen +verschijnen+, maar omdat zij de uiterlijke, sociale, menschelijke gelijkheid erkennen, belijden en doorleven.
Van de zeezijde was de stad voor den vijand ongenaakbaar; en al mocht het der republiek, in den afwisselenden kamp met Engeland, dikwerf moeilijk genoeg vallen, haar positie als zeemogendheid te handhaven, en al mocht de amsterdamsche handel soms daarbij bange dagen doorleven en zware verliezen lijden: toch behoefde Amsterdam nooit te vreezen dat eene britsche vloot op het IJ weerwraak zou komen nemen voor het verbranden der engelsche oorlogschepen op den Theems.
Was het een gruwel of bloeddorstig, deze goddelooze godvergeten schurken, die zich in onze handen bevonden, te straffen met een bastonnade, die zij naar 's lands wet hadden verdiend? Zeer zeker niet! Integendeel, ik ben overtuigd, dat wij al te zacht zijn opgetreden. Dat wij den ouden Habulam, dien giftmenger, eenige benauwde oogenblikken lieten doorleven, wie zal ons dat euvel duiden?
Als de overblijfselen der twee bij Jena en bij Auerstadt geslagen legers op den weg naar Erfurt op elkander stuiten, ontaardt de terugtocht in een teugelooze vlucht. Moed, gehoorzaamheid, discipline, alles verdwijnt; het komt tot tooneelen, waarvan de later zoo beroemd geworden Pruisische generaal von Gneisenau zeide: "Liever duizendmaal sterven dan nog één zoo'n nacht doorleven."
De Majoorske van Ekeby wordt wel vrijgesproken; maar het is toch te veel voor haar, al wat ze deze dagen moet doorleven. Denk eens aan, zoo'n trotsche vrouw, en dan als een misdadiger behandeld te worden. Als zij maar niet krankzinnig wordt. Ik geloof, dat we haar hadden moeten toestaan hierheen te loopen, dan was ze misschien wel weggeloopen." "Laat haar vrij!" zegt de gravin.
Wat wonder dan dat de geloovige, die toch al, dóór zijn geloof, meent, dat die geheiligde woorden Gode aangenamer dan zijne eigene zullen zijn, in uren van diepst doorleven naar den Bijbel grijpt, en, als in een gelukkige ontslaking, daar de zóó volledig zijn gevoel uitzeggende woorden vindt, gelijk hij ze nimmer had kunnen vormen. Zóó gebruikt ook Grootvader dan de teksten als hij bidt.
Wellicht zou men elders een dergelijk genoegen kunnen smaken, meer verfijnd en beschaafd waarschijnlijk; maar het is dan ook niet zoozeer dat primitieve gezang alleen, noch de vrij alledaagsche gebaren, waarvan de zangers het deden vergezeld gaan, dat zulk een onuitwischbaren indruk bij mij heeft achter gelaten; 't is het geheele schouwspel, dat mij onvergetelijk is gebleven, de grootsche eenzaamheid, de treffende aanblik van een natuur, zoo geheel verschillend van al wat ik in Europa en zelfs in het Nijldal had aanschouwd, het is dat leven op de rivier, mijn herinneringen aan het verleden, en droomen der toekomst, de beelden, die mij daarbij voor den geest zweefden, en al wat daarmede samenhing, welke oorzaak waren, dat dit eenvoudige gezang, en die kinderlijke dansen een herinnering bij mij hebben achtergelaten aan oogenblikken zoo genotvol, dat ik ze onuitsprekelijk gaarne nogmaals en nogmaals doorleven zou.
Kan hij niet toornig en teeder zijn? gisteren is de zee ingeslapen als wij, en nu wordt hij na een kalmen nacht weder wakker." Geen goeden morgen, of goeden avond! Zou men niet gezegd hebben dat die vreemde man een reeds begonnen gesprek met mij vervolgde? "Zie," hernam hij, "zij wordt wakker onder de liefkozingen der zon; zij gaat haar dagelijksch bestaan weder doorleven!
Over ’t algemeen genomen werd hij vrij goed ontvangen, en was zijn: „Ik ben Walten, de voormalige komiek van den Schouwburg enz. enz.”, bij de meesten voldoende om hem voor een korte afwijzing te behoeden. Maar ook bitter vernederende oogenblikken moest hij doorleven, en wel dáár waar hij die ’t minste verwacht had. Oude goede kennissen, begunstigers van vroeger, namen met een schuinschen blik op Waltens droevig uiterlijk de lijst aan, zetten er zwijgend hun handteekening op of gaven door een kort: „’k Heb al TE VEEL van die dingen aan de hand” te kennen, dat ze „er niet aan deden”. Een rijk geworden kroeghouder o. a., die zich de weelde veroorloofde om van „de kunst” te houden, ontving hem met een dikken, plompen lach van genoegen en zei: „Wel, wel! ben jij nou Walten?
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek