Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 25 juni 2025
In zijne laatste oogenblikken dacht hij aan Nitetis, en hij stierf met haar naam op de lippen, en met tranen van berouw in de oogen . Nadat de Perzen het onreine lijk verlaten hadden, knielde Cresus er voor neder, en riep, zijne hand ten hemel heffende: »Groote Cyrus! Ik heb mijn eed gehouden, en dezen ongelukkige tot aan zijn dood als zijn getrouwe raadsman ter zijde gestaan!"
Cresus, Nebenchari en al de Achaemeniden, die in Egypte zijn geweest, zullen insgelijks bij dit verhoor tegenwoordig zijn. Alvorens ik handel, moet ik zeker van mijne zaak zijn. Uw getuigenis is mij niet voldoende, want van Amasis zelven heb ik vernomen, dat gij reden te over hebt, om een wrok jegens zijn huis te koesteren." Op den bepaalden tijd stonden de opgeroepene personen voor den koning.
Rhodopis beefde, en Aristomachus riep: »Ik zal niet dulden dat een haar van uw hoofd gekrenkt worde, al moet ik ook geheel Egypte verslaan!" Cresus gaf den raad om toch voorzichtig te handelen. Eene geweldige ontroering was op aller gelaat te lezen. Eindelijk brak Phanes het stilzwijgen af: »Nooit is overleg noodzakelijker dan in gevaar.
Rhodopis, zegt Cresus dikwerf, gelijkt eene roos, die liefelijk geurt en aan zwakke lijders verkwikkenden balsem schenkt, zelfs dan nog, wanneer zij verwelkende blad voor blad verliest, en geduldig den wind verbeidt die haar het laatste zal ontrukken." »O, moge zij nog lang gespaard blijven! Liefste, sta mij nog eene groote gunst toe!" »Zij is u toegestaan, nog eer ik ze vernomen heb."
En zeg hem uit mijn naam, dat ik zou wenschen, hem tot vriend te hebben, of, zoo dit niet zijn kan, in een eerlijken krijg als vijand tegenover hem te staan." »Wie zal zeggen wat de toekomst nog brengen kan!" antwoordde Cresus, den Spartaan de hand reikende. Het licht van een nieuwen dag was over Egypte opgegaan.
Ten laatste had hij de kracht niet meer bij zijn edel voornemen te volharden, en hetzelfde woord van Cresus, dat een beter gevoel in zijne borst de zege had doen behalen, bracht de stem van zijn geweten thans tot zwijgen. »Een dwingeland vindt ten allen tijde gewetenlooze dienaren!"
Hem volgden Prexaspes, de eigenlijke gezant van den koning, Zopyrus, de zoon van Megabyzus, een Pers van adel, de vriend van Bartja en Darius, en eindelijk Gyges, de magere, bleeke zoon van Cresus, die, in zijn vierde levensjaar stom geworden, tengevolge van den doodsangst, dien hij bij de inneming van Sardes ter wille van zijn vader had uitgestaan, de spraak teruggekregen had.
Bartja liet zich in zijne verbazing, haast zonder het te bemerken, door den grijsaard voortleiden; doch toen hij diens laatste woorden had vernomen, bleef hij staan, riep zijne vrienden naderbij, en zeide: »Cresus beweert, dat hij mij, nog geen uur geleden, op de hangende tuinen heeft gezien. Gelijk gij allen weet, heb ik sedert het ondergaan der zon deze plaats niet verlaten.
Doch Rhodopis zag nog lang, nu eens glimlachende, dan weder bedenkelijk het voorhoofd fronsende, naar de opgaande zon en het aanlichten van den dag. Den volgenden morgen liet Rhodopis Cresus verzoeken, haar een uurtje gehoor te schenken.
Reeds te Ephesus ontving het jonge echtpaar het bericht van den dood van Amasis. Van daar leidde hun weg eerst naar Babylon, vervolgens naar Pasargadae in de provincie Persis, alwaar zich Cassandane, Atossa en Cresus ophielden.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek