Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 22 oktober 2025


Maar zij kwam met mij mee, tot op het pleintje en wees mij daar de richting langs waar meneer en mevrouw Cathoen elken dag gingen wandelen, en verzekerde mij dat ik hen onvermijdelijk zou tegenkomen, als ik zoowat over een uur dien weg opliep. Is hier ook ergens een hotelletje, of een herberg, waar ik iets zou kunnen gebruiken, juffrouw? vroeg ik nog.

Hij begreep dat het onweer nog niet heelemaal van de lucht was. Hij drong niet aan; dat zou vanzelf wel weer in 't reine komen. Als een pacha strekte hij zich in zijn leunstoel uit en haalde dikke, witte kolken uit zijn lange pijp. Boven in de gang, klonk de zware stem van meneer Bollekens, die gewichtig met den vischman onderhandelde... Meneer Cathoen was een gelukkig mensch.

Meneer Cathoen had blijkbaar naar zijn zin genoeg over het geval meegedeeld en scheen door die bekentenis eenigszins opgemonterd. Hij vroeg mij wanneer ik weer weg moest en toen ik hem het uur zei van mijn trein had hij een uitroep van genoegen en jubelde omdat wij nog uren lang bij elkander mochten blijven.

Bij helder weer zie ik het ook soms, maar nu is het te grijs en mistig en mijn oogen zijn niet goed genoeg: nu zou ik het niet kunnen zien. Ziet gij het? Vindt ge 't? Eenklaps zag ik het: heel, héél verre en nauwelijks zichtbaar in de grijze lucht, als een ietwat doffer-grijze schaduwstolp. Ja, meneer Cathoen, ik zie het? riep ik. Dat is óns dorp, zei hij, met schor-trillende stem.

Kwam het door den wind, of de kou, of wat was het? Meneer Cathoen scheen mij een ander mensch geworden! Hij teekende opeens zijn leeftijd: dien van een oud, versleten man. Hij stond gebogen vóór mij, zonder glimlach, met een ernstig, vermagerd gezicht en oogen zonder levenstinteling.

Maar de deur ging open en Fietriene kwam weer binnen. Terstond veranderde meneer Cathoen van gesprek en oogenblikkelijk kreeg zijn gezicht weer dat oude, dat ernstige, dat moedeloos-gedrukte, weerschijn van de snel-afwisselende stemmingen waaraan hij, sinds zijn ballingschap, zoo onderhevig was. Ik keek naar de klok. Langzaam aan begon het mijn tijd te worden.

Daar daalden wij den berm af en voelden minder wind. Wij hielden er even stil om op adem te komen. Toen gingen wij dwars over een uitgestrekt weiland en kwamen aan een soort van duin, begroeid met hakhout en met jonge sparren. Met vlugge, veerkrachtige schreden klom meneer Cathoen de helling op. Fietriene en ik volgden.

Een oude-vrijsters-type, geel als perkament, met breede, als 't ware verwoeste trekken en groote zwarte oogen en een grootera tandeloozen mond, die toch wel vriendelijk, ofschoon ietwat wantrouwig, glimlachte. Is het wel hier, juffrouw, dat meneer Cathoen inwoont? vroeg ik, na gegroet te hebben. Jawel meneer, antwoordde zij, mij aandachtig monsterend. Is meneer thuis?

Maar vele vragen kwamen op mijn lippen die ik nu niet uiten mocht. Het speet mij dat ik niet even met meneer Cathoen alleen was. Hij leek mij in een stemming om iets als een volledige biecht te spreken en 'k voelde mij gekitteld door ondeugende nieuwsgierigheid. Het ging echter nog niet.

Hij scheen zich even voor zijn emotie te schamen en poogde te glimlachen. Ik hou van mijn land, zei hij eindelijk. Ik wist niet dat ik er zooveel van hield. Ik zou liever dood zijn dan er niet terug te mogen keeren. Ik ben er toch zoo gelukkig geweest! Maar gij moogt er terug keeren, meneer Cathoen, niemand zou u dat beletten, poogde ik hem te troosten.

Woord Van De Dag

slonsige

Anderen Op Zoek