Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 22 juli 2025


En nu was het in de huishouding van meneer Cathoen een zeer eigenaardig verschijnsel, dat hij telkens van meiden veranderde, terwijl de knecht er als 't ware vastgegroeid bleef. Een dienstmeid, in het huis van meneer Cathoen, bleef er zelden langer dan een, of hoogstens twee jaren. Dan vertrok ze, geen mensch wist waarom, en er kwam een andere voor in de plaats.

Hij liep nog even haastig tot bij den man van het stalletje om hem te zeggen dat hij er voortaan elken avond zelf zijn dagbladen zou komen halen en met een laatste gewuif was hij weg, zijn avondvoorraad van lectuur als een schat onder den arm knellend. Arme meneer Cathoen, die daarin zijn hoop en steun moet zoeken! dacht ik bij mezelf. Gelukkig maar dat hij nog Fietriene heeft om zich te troosten.

Hoe komen ze toch zoo vroeg vandaag? zei hij, gretig zijn voorraad inslaande. Ze komen elken avond om dit uur, meneer, antwoordde de man. En ik ontvang ze pas een uur en soms wel anderhalf uur later! riep meneer Cathoen verontwaardigd. Dat is de bestelling aan huis, meneer, zei droogweg de verkooper. Begrijpt ge zoo iets? keerde meneer Cathoen zich tot mij om.

Nee, Papatje, nee, Papatje, gij moogt u dat verdriet niet blijven aandoen; kom, kom, we gaan weg, suste zij. Papatje! Wat klonk dat gek en toch ontroerend! Ik had kunnen lachen en toch was ik zelf diep bewogen. Ik wist haast niet hoe ik mij houden moest. Meneer Cathoen was opgestaan. Vol zorg en toewijding steunde Fietriene hem onder den arm.

Meneer Cathoen was een eigenaardig man. Zijn leven lang had hij de boeren, die hem rijk hadden gemaakt, een beetje bedrogen en bestolen. Niet te veel ineens, niet grof-brutaal, met groote slagen; maar aldoor en in alles, bij kleine beetjes, bij kleine greepjes, die op den duur van jaren een aanzienlijk totaal uitmaakten.

Wij traden in het smalle, donker gangetje en meneer Cathoen klopte rechts op een deur. Onmiddellijk werd die geopend en de oude vrijster, die mij in den vroegen namiddag had ontvangen, trad te voorschijn. Kom binnen, mevrouw en meneeren, kom binnen, noodde zij, nijgend en groetend. Wij volgden haar en kwamen in een kamertje, waar het bijna reeds gansch donker was.

Dáár ligt Vlaanderen, zei, met een trilling in zijn stem, meneer Cathoen, terwijl hij een bevende hand naar het Zuiden uitstrekte. In 't grijzig-dof verschiet, op enkele kilometers afstand, achter een vlakte van vaalgroene weilanden, vertoonde zich een dichtbegroeide en bebouwde streek.

De ondervrager wist niet altijd met volle zekerheid of hij 't dan nog wel goed verstond. Wat hem wel eens deed twijfelen was de guitig-uitbundige vroolijkheid waarmee meneer Cathoen er dan verder kon over doorgaan. Meneer Cathoen kon daar soms in zijn eentje staan te bulderen van de pret en dan had de vreemdeling wel eenigszins 't gevoel alsof hij voor den gek gehouden werd.

Zij groetten beleefd in 't voorbijgaan en 't somber landschap, waaraan hun trage verschijning toch even iets van leven gaf, scheen achter hen weer uit te sterven. Arme meneer Cathoen, dacht ik, die hier als vluchteling, en voor hoelang misschien, is gaan leven! Toen zag ik hem komen, ginds verre, ginds heel, héél verre aan den grijzen einder, in een kromming van den eindeloozen dijk.

Meneer Cathoen was een raadsel... En, zooals hij dat was in zijn uiterlijk voorkomen, met zijn tintelende oogen en zijn geheimzinnigen glimlach, waarachter zich zooveel scheen te verbergen, zoo was hij het ook in zijn intieme levenswijze, waarvan zoo goed als niemand iets af wist.

Woord Van De Dag

staande

Anderen Op Zoek