Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 21 mei 2025
En het Leven schreef met kleuren, die waren als bloed zoo rood! Het Leven kwam en al mijn bladen scheurde het stuk... En dagen kwamen en vlogen voorbij, snel als een bliksem; dagen van kracht en warmte, dagen vol zon... En dagen kwamen, en kropen, kropen als slakken voorbij: dagen van zorg en verdriet. Maar alle, o! alle ik had ze geleefd!
Zijn hoed vloog af, hij greep er naar, zonder hem te vatten en tegelijkertijd was 't alsof de bliksem krakend over het tweespan neersloeg: de paarden sprongen op zij en vielen in een sloot, waarvan het ijs uiteenbarste, terwijl Barontje, knecht en rijtuig met de spartelende dieren in het gruwelijk koud water neerplonsden.
"Dat is een heel eind hiervandaan, ver genoeg om druip-nat te worden." "Dat 's niks, als we maar niet door den bliksem getroffen worden!" "Och wat! Wees toch niet bang; de nonnetjes zullen wel een bliksemafleider hebben, om er vrij van te blijven." "Jawel!" zegt de soldaat, "maar waartoe dient die, als de nacht zoo donker is?"
"Een wapen, dat werkt als de bliksem en waarvan wij het geheim niet kennen?" "En wie heeft hen op die wijze gedood?" vroeg Pencroff. "De hooge rechter van het eiland," antwoordde Cyrus Smith, "hij die Ayrton hier heeft gebracht; hij, wiens macht zich nogmaals heeft geopenbaard, hij, die alles voor ons doet wat wij zelf niet kunnen doen, en die zich vervolgens voor ons verbergt."
Er. versloeg in den strijd Eumolpus, die de Eleusiniërs hielp, maar werd op verzoek van diens vader Poseidon door Zeus met den bliksem gedood. V. s. is deze Er. oorspronkelijk dezelfde als de vorige. Erembi, Eremboi, onbekende volksstam, ergens in het oostelijk gedeelte van het gebied der middellandsche zee wonende, v. s. verwant met de Arabieren, v. a. = Aramaei.
Laat de trage maanden glijden, Laat de vale jaren gaan, Laat de ziel in weemoed weenen Om het leed haar aangedaan, Gaat, als in den brand het koren, Heel de levensoogst verloren, Dit zal ongerept bestaan. Zware gang van enkele uren, Storm en bliksem, hagelslag, Dooden de oogst der rijkste jaren Op één onheilvollen dag.
D'r zit een cadeau aan! hoorde ik m'n tweede dochter, van achter den Mantemau d'Arlequin, links, zeggen. 't Arme kind werd misleid door den zwaren plof, dien de krans gaf. Ik raapte hem op!... Groote God! meneer, toen ik haar in m'n handen had, was 't alsof de bliksem voor mijn voeten neêrsloeg ik dacht, dat ik door den grond zonk. 't Was geen krans, meneer!
Een wereld buigen schier met onzen scepter krachtig; Hoe wel onz' gouden kroon blinkt met den diadem, Daar is een grooter Heer, daar is een hooger stem, Daar is een Koning nog, die onzen glans verduistert, En een beperlden staf, die heerelijker luistert , Daar is een hemelsch rijk, 't welk 't wereldsch rijk omvangt, Daar alle mogendheid den scepter van ontvangt: 't Is Hij die boven woont, en heerscht ook hier beneden, Die onze zetels doet verschrikken voor zijn treden, Der prinsen overhoofd, der koningen Monarch, Die 't alles overziet van zijnen hoogen berg, Die op 't verhemelt rond gebouwd heeft zijnen troone; De louter sterren zijn maar loovers van zijn kroone; Die met zijn donderstem den sterflijke verschrikt, En met het vurig rood van zijnen bliksem blikt . Meer pijlen heeft hij op Egypteland gescherpet Dan zand en barig schuim het Roode meer opwerpet, Dan korenaren rijp de vochte Nijl besproeit, Wanneer van zijnen stroom de vlietkruik overvloeit.
Toen ik mij onder de poortdeur bevond en de kop van mijn paard zichtbaar werd, hoorde ik een knetterenden slag, alsof de bliksem insloeg, en volgde daarop een ontzettend geraas. Mijn hengst vloog omhoog en sloeg met alle vier de pooten om zich heen. Ik had heel wat moeite om hem te doen bedaren. En wat was nu dat heidensch lawaai? Een mooie vereerende fanfare had men ons willen brengen.
Broeders, Antwoordt gij nóg niet, hoe? Zij durven 't niet. Wie durft? Want ik begeer dien vloek te hooren. Ha! welk een vreeselijk gefluister stijgt! 't Lijkt nauwlijks klank: het tintelt door het lijf Als bliksem tintelt, aarzlend eer hij slaat. Spreek, Geest! want door uw lichaamlooze stem Weet ik alleen dat gij mij nader komt, En liefhebt. Hoe vervloekte ik hem?
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek