United States or Bangladesh ? Vote for the TOP Country of the Week !


De ingenieur werd door de aanraking met deze ruwe stof een weinig verwarmd en gevoelde zich daardoor in staat om zijn arm even op te lichten en zijn ademhaling werd regelmatiger. Hij leed aan uitputting en ongetwijfeld zou het, zonder de komst van Spilett en zijn vrienden, met Cyrus Smith gedaan zijn geweest. "Gij dacht dus dat uw meester dood was?" vroeg de matroos aan Nab.

Daarop wierp hij een blik op den zeeman: "Pencroff," zeide hij op kalmen toon, "weet gij hoeveel aren éen graantje schiet?" "Een, veronderstel ik!" antwoordde de matroos verwonderd over deze vraag. "Tien, Pencroff. En weet gij hoeveel korrels zulk een aar bevat?" "Neen, dat weet ik niet." "Op zijn minst tachtig," ging Cyrus Smith voort.

Cyrus Smith begon den 2den April de ligging van het eiland tot zijn ernstig onderzoek te maken. Den vorigen avond had hij nauwkeurig aangeteekend, op welk uur de zon achter den horizon verdwenen was, de straalbreking in aanmerking nemende. Dien morgen ging hij met niet minder juistheid het uur na, waarop zij weder verrees.

A. Smith ontmoette de Waterbokken in kleine kudden van 8

De karabijnen van Ayrton en Spilett zijn daar om hun dat te verhinderen. Gij weet wel dat ze verder dan een mijl dragen." "Zeker," antwoordde Harbert, "maar wat vermogen twee karabijnen tegen de kanonnen van de brik?" "Wel de brik is nog niet in het kanaal!" riep Pencroff. "Maar wanneer zij er in komt?" vroeg Cyrus Smith. "Dat is onmogelijk, want zij zou daar verbrijzeld worden!"

Hij kreeg een hevige koorts, en den geheelen dag en nacht bleef hij buiten kennis. Zijn leven hing aan een zijden draad, en die draad kon ieder oogenblik afgesneden worden. Den anderen dag, 12 November, mochten Cyrus Smith en zijn vrienden weer eenige hoop voeden. Harbert was uit zijn lange bedwelming ontwaakt. Hij opende de oogen en herkende Cyrus Smith, den reporter en Pencroff.

Moest men zich dan in de golven werpen en een onderzeesch hol zoeken? In den overspannen toestand, waarin zij zich zoo naar geest als naar lichaam bevonden, zouden zij niet geaarzeld hebben dit te doen. De ingenieur hield hen terug. Cyrus Smith bracht zijn metgezellen onder een vooruitstekende rots, en zeide: "Laten wij wachten. Het is vloed. Bij eb zal de weg open zijn."

Er stond zeker twee voet sneeuw, maar men kon zonder veel inspanning over hare harde oppervlakte loopen; Cyrus Smith en zijn metgezellen bestegen toen de bergvlakte. Welk een verandering! Dat bosch, dat nog groen was toen zij het voor het laatst zagen, verdween nu onder een en dezelfde kleur.

"Komt u dat niet zonderling voor?" vroeg Cyrus Smith aan Pencroff. "Het komt mij gelukkig voor, ziedaar alles," antwoordde de zeeman. "Ziet gij hier iets buitengewoons in, mijnheer Cyrus? Die flesch moest toch ergens heen en waarom niet hier en wel ergens anders." "Gij hebt misschien gelijk, Pencroff," antwoordde de ingenieur, "en toch...."

"Nu kunnen wij niet verder!" riep Nab uit. "Jawel," antwoordde Harbert, "want het is slechts een beek, die wij gemakkelijk kunnen overzwemmen." "Waartoe zou dat leiden?" vroeg Cyrus Smith. "Zeer waarschijnlijk loopt deze rivier naar zee. Laten wij aan den linker oever blijven, en wanneer wij dien volgen zou het mij zeer verwonderen zoo wij niet aan de kust uitkomen. Vooruit dus!"