Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 19 juli 2025
Wat baat mij nu op 't hoofd de kroone van Afrijken? Of dat ik 't derde deel van al des werelds rijken Op mijne globe zie? Wat baat dat ik alleen Maak een triumfe van hoovaardige trofeên? Of dat ik op den boord van mijnen vloed doe zwieren Dees vendelen gekruist, dees bloedige banieren? Of dat de Arabier of Moore martiaal Ontzie de punten scherp en sneden van mijn staal?
Ik zie u weder eer de vierde morgen daagt, En kroone u Koningin, als hy mijn ketens draagt!" Dus sprak hy, Jonadab, de vlugste zijner knapen, Ontfing zijn last en roept het oorlogsvolk te wapen. Maar Iram, van zijn jeugd aan Segols huis verknocht, Bereidt zich tot gelei' van Zilfa by heur tocht.
Is hij een rustig haan, hij kraai nog eens te degen; Den sleutel van mijn rijk zij u voor 't lest ontzeîd, En welker tijd gij in mijn tegenwoordigheid Hier weêr verschijnen dorst, ik zweer bij mijnen Throone, Misraïms edel hof, en bij mijn groote Kroone, Ik zweer bij dezen staf bepereld en verguld, Dat gij van stonden aan uw kerkhof vinden zult. O diamanten hart! o ijzeren nature!
Spillen zie 'k, en spanen, dragen; splenters, uit uw hoofdgewaai; takken uit uw' toppen zagen, kerven af uw' teenen taai! Elk komt uit en wondt en snijdt u: raapt en rooft, met volle hand; nu dat, omme en verre en wijd, uw hooge kroone ligt in 't zand. Vijandschap, aan alle zijden, woedt om uwe ellendigheid: heeft u ooit, in vroeger tijden, vrede en vriendschap één ontzeid?
Ach distel, ik en kende maar van zeggenswege uw streuvelhaar ; ik liet mij, van die 't zeiden, verwittigd zijn, in 't akkerland, dat ge overal de kroone spant, om onraad uit te breiden. 'k En kende u niet en, bovendien, 'k en zocht u van nabij te zien, voorwaar, noch aan te roeren, zoodanig is de rake omtrent uw kwaadheid, overal bekend en ruchtbaar, bij de boeren.
Wat baat het, of gij in uw waap'nen voert geschreven De teekens van uw deugd en vromigheid verheven? Wat baat, of uwen prins met slavernije strang Zoo vele volken drukt? of dat den Ondergang Zijn roede nederwerpt, en offert voor mijn voeten, Of met zijn kroone mij de Middag komt begroeten? Als heel Egypte dus, door bliksem, wind en storm, Tot eenen chaos kruipt weêr in zijn ouden vorm.
Vergeefs zij al uw woeden, geen lauwer kroone uw zweet! Uw rijkdom moog' verroesten, verderven al uw pracht, Uw trotsche naam verzinken in eeuwgen middernacht!" De grijsaard heeft gesproken, de Hemel heeft gehoord: Vergruizeld zijn de muren, verzonken is de poort. Gelijk een schrikgetuige staat daar éen zuil alléen, En deze, reeds gebarsten, stort mooglijk straks in een.
Gij staat des morgens op, beneden 't bereik van sterflijke oogenleden; en, rijzend, dan verblijdt gij mensch en dier en boomen; en 's avonds laat gij los de toomen van uw gespan. o Edel' zonne, o machtig wezen, o zienlijke afgezant van dezen die 't al beveelt; wat ben ik, of wat zijt gij, schoone, als, in des Heeren schild en kroone, een wapenbeeld?
Jehova, God almachtig, Die hun met zijnen arm zal helpen sterk en krachtig: Ik ben, die Ik zal zijn, die u de kroone biedt Met uitgestrekte hand, en gij en grijpt ze niet: Ik ben die 't al vermag, die uwen staf bepeerelt Den dans-beleider wijs van d' een en d' ander wereld; Ik ben de Heere zelf. De vonk van hun geloof Is zeer na uitgebluscht, in asschen bleek en doof.
'k En gave om al het schoone, dat de heldere zonne ziet, –Vlanderen, Vlanderen spant de kroone,– neen-ik, nog mijn Vlanderen niet! 2 Glimlacht. De wolkenweg bedijgt vol eendlijke oorlogschepen, wier witgezeilde macht de koele westerzwepen des windloops drijven doen, en, in 't gelid zoo zaan , den hemel vol, tot in zijn verste diepten, staan.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek