United States or Germany ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zoo woont de zaalge Beatrice omhoog; In 't rijk der englen toeft ze in eeuwgen vrede En liet ook u, gij vrouwen, hier alleen.

"O vaderland, u klinkt mijn lied ter eer; De zegen Gods dale op uw vlakten neer, Waar zich de roos in wonderpracht ontplooit, Waar anemoon en tulp de heuvlen tooit, Waar 't groenend veld in eeuwgen feestdos prijkt, De lentelucht voor koû noch hitte wijkt, De nachtegaal in 't loof der wouden zingt, De hinde langs den rug der bergen springt, De lucht steeds klaar is en het leven zoet, Waar alles zwemt in geur en kleurengloed, Waar rozenwater stroomt door beek en vliet, En weelde en wellust in de zielen giet; Daar groeit de bonte tulp in elk seizoen: Daar slingert, tusschen nooit verwelkend groen, De zilvren vloed zich voort; daar is de jacht Nooit vruchteloos en toont de valk zijn kracht.

"Naar 't Diepste dalen en naar 't Verste reiken, "Naar 't niet te noemen Eerste, Oneindge raden "En, schoon met Denken's eeuwgen last beladen, "Toch nimmer, geen sekonde ook maar, bezwijken. "Wijs-zijn, niet hopen maar ook geenszins vreezen, "Terwijl men stil-gestuwd omhoog blijft dringen "Op 't pad, u door uw diepste Zijn gewezen ...

Gij spreekt de vreeselijke taal Van moeilijke Opkomst, vroeg Verderven, Van korten Bloei en langzaam Sterven; Gij zingt het slepend grafgezang Van eeuwgen, eeuwgen Ondergang! Doch neen, geen Dood! De geest blijft leven, Die, eens dier stichting ingedreven, Nog scheemrig in den bouwval gloort.

Eer gindsche ster verzonk, zal 't met mij stijgend Duister des Hemels koningloozen troon In eeuwgen nacht omwikklen. Wat bedoelt gij? Die vreeselijke Schaduw vliegt omhoog Van zijn troonzetel, als de doodsche damp Van steden die de aardbeving heeft verwoest Over de zee. Zie! hij bestijgt den wagen; De paarden rennen als ontzet! Aanschouw Zijn pad tusschen de sterren, nacht-verduistrend!

Hoe Satans eeuwgen vloek u laden op uw schouderen; En moet de Hemel hier een' tweeden opstand zien, Die de Almacht naar de kroon ... Wat zegge ik, die, misschien Geheel het menschdom, in dien gruwelbond begrepen, In 't eindeloos verderf onredbaar meê zal sleepen! Te rug, mijn innigste!

Vergeefs zij al uw woeden, geen lauwer kroone uw zweet! Uw rijkdom moog' verroesten, verderven al uw pracht, Uw trotsche naam verzinken in eeuwgen middernacht!" De grijsaard heeft gesproken, de Hemel heeft gehoord: Vergruizeld zijn de muren, verzonken is de poort. Gelijk een schrikgetuige staat daar éen zuil alléen, En deze, reeds gebarsten, stort mooglijk straks in een.

Want, wat ons nu nog schei, 't Gordijn des Levens, met een rustig beven Zal ik ook eenmaal zien omhoog-geheven En naar Uw beeltnis in der Eeuwgen rei Staren, tot stil Uw wenk mij roept, waar zij, Die 't diep-in meenden, eeuwig zullen leven.