Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 1 oktober 2025


De godsdienst, welke nog heden door de Guebers of Parsis beleden wordt, is een gewijzigde, verbasterde vorm van het mazdeïsme, eene zeer oude eeredienst, waarin de overoude godsdienstige denkbeelden der Ariërs, zoo als wij die uit de heilige boeken der Indiërs leeren kennen, hunne uitdrukking vonden.

Hierop begon het te regenen. Toen wij zagen, dat wij nat geworden waren, bemerkten wij, dat wij honger hadden daarenboven. Nadat wij dit laatste aan elkander hadden beleden, stond vader stil, om zich te beraden. Tevens kwam hem een klinker, dien een onachtzame straatmaker op zij wierp, tegen de scheen, weshalve mijn vader sprak: "Vooruit, zeun!" en groote stappen begon te maken.

Mei '18. Vertaling door Arn. Saalborn Het schijnt nu eenmaal Hollands lot, zoowel vrij te blijven van de grootste verschrikkingen van dezen ontzaglijken tijd, als te worden getart en geplaagd door zijn kleinere misères. En waarom ons dus boos te maken over dezen bundel juist?... Wat is, bij al de zoetelijk-hooggestemde arrogantie van het buitenland jegens ons, de arrogantie en de stroopige sentimentaliteit van dezen jongen, ongetwijfeld niet onbegaafden schrijver? En naast den voorgewenden hoogmoed uit het geknauwd-zijn geboren, welke heel het droeve wereld-leven om ons heen kenmerkt, die, zij het uit de vernedering van geslachten voortgekomen, geest van blague en ijdele zelfverheffing in 'n paar vrij onbeteekenende novellettes? Bovendien: aan iederen leeftijd ook van de ziel het zijne; we zouden toch al heel nurksch moeten zijn, om dezen jongen man, met een hart vol beminnelijk-jeugdige wereldverachting, verliefdhedens, wijsbegeerte en symboliekerigheid, niet het genoegen te gunnen, van ons door al deze verhevenheid volmaakt-geépateerd te toonen het aan den tijd overlatend, hem het begrip bij te brengen, dat niet wij de dupe zijner zelfverheffing waren, maar hij die van onze welwillende onverschilligheid. En bevindt zich dit werk-zelf al ver ònder het middelmatigste der Nederlandsche literatuur; van den geest, die het maakte, mag worden getuigd, dat hij zich door een zeker, helaas haat-geboren, psychologisch-analytisch vermogen, een decadent-fijne doordringendheid en een hartstochtelijke ontvankelijkheid, ietwat bóven het middelmatige [p.121] verheft. En dus: het voor en tegen wel gewogen: het zal geen goed maar ook geen kwaad doen laat ons zwijgen. Maar helaas, wie zoo redeneert, houdt er geen rekening mee, dat affiniteit en plotseling, zij 't door een uitwendige oorzaak, weer actief wordend atavisme ge hebt 't nog onlangs bij den talentvollen Goudsmit gezien véél vermogen, en dat onze toekomstige Joodsch-Hollandsche auteurs daarvan, in dit geval, zeer makkelijk de dupe zouden kunnen worden. "Atavisme?" vraagt ge verwonderd, "zekere affiniteit, dat is mij duidelijk, maar waar haalt ge het atavisme vandaan?" Wel, is mijn antwoord, dat donker hoekje, waar het ligt verscholen, zal ik U wijzen.... De niet minder beminnelijke dan kunstgevoelige recensent van "Het Volk", die dit bundeltje verschoonend besprak, noemde het "fantasieën van een Oosterschen droomer". Inderdaad Oostersch, waarde vriend, zou ik hem willen zeggen, maar niet van het gloeiende, rijk-edele Oosten, waar de klassieke bakermat van het semietisch ras ligt, doch van het Europeesche Oosten, waar de hel zijner vernedering en verslaving wordt gevonden. Niet de sterke en zonbrandende visioenen van het Hebreeuwsch goudelen in dit werk, maar de koortsheete en verwilderde schemerdroomen der Ghetti walm-flakkeren erdoor. En ook veel van het verwerpelijkste dat in de eerste tijden de bevrijding uit het Ghetto bracht, het Ghetto, dat ook zoo vroom van stille studie-gepeinzen kon wezen is erin: de reactie op de geleden vernedering; het uitgerekt op stelten loopen nadat men zoo lang gebukt is gegaan; de pralende hoogmoed, het zich als meer voordoen dan men is; het zich nog overal en altijd de verongelijkte en vernederde voelen; de onverzadelijke eerzucht: de begeerte naar het eeuwen ontbeerde; het smartvolle beluisteren van alles wat over je dierbare zelf wordt gezegd, nu je voor het eerst in het licht gaat. Neen, niet dien weg moet gij op, jonge Joden van Holland. Weest gij geen "Oosterlingen" van Europa, weest gij Oosterlingen van Azië: de ziel vol zon en wonend tusschen de bergen, vroom opziend [p.122] naar de hoogten, en kennend U-zelf. Weest als zùlk een Oosterling weidsch, en, naar uw vrij en eerlijk beleden aard, slijpt de kostbaarste steenen van uw vinding, vlecht het filigrain uwer glanzend zich wendende dialectiek, tot sieraden op uw taalgewaad. En zoo ge zwoel van ziel zijt, met de zwoelheid van de drachtige dag, verheugt U daarom; doch mocht gij 't zijn met de zwoelheid der Ghetto-benauwenis en zijn ziekenkamers, weest dan h

Geen hart met medelijden vervuld. Omringd van zonde en zelfzucht, pijnlijk gekwetst door de Kaïnsvraag »ben ik mijns broeders hoeder«. Dit alles wil zeggen afgesneden van den waren wijnstok te zijn. Hoevelen zijn in Christus' dagen doode ranken geweest! Zijn woord boeide hen misschien. Zij beleden en volgden Hem, maar op een afstand en tot op zekere hoogte.

Wel wordt het geloof beleden in een God "die het recht doet zegepralen" en wordt er gesmeekt: "Laat Uw macht blijken, Uw recht openbaar worden." Gemist in dit gebed wordt het besef dat het onze taak is om voor de openbaarwording van Gods recht op te komen.

Wij hadden toen zelfs nog geene bedehuizen, want de priesters boden de godheid hunne offeranden aan in de open lucht. Welken eeredienst beleden onze voorouders? Zij aanbaden de sterren des hemels, de zon, de maan, den donder, den wind. Zij hadden hier en daar steenen altaren, onder een boom of dicht bij eene bron.

De Heere niet onzes gelijke, het is zoo, we beleden dat ook vroeger wel, maar toch bleef het bij al ons tegen worstelen, alsof onze persoon en de Heere God wel aan elkaar gewaagd waren. Alsof we eigenlijk toch wel tegen God opkonden. Alsof een mensch, als hij maar wilde, wel tegen God bestand was. Ja, alsof hij het van God den Heere ten slotte nog wel winnen kon.

Voorwaar! er is zelfs geen keizerin, die ik zou vergunnen, om mij te minnen, voor ik den ridder bij de zwarte rots heb overwonnen." Nadat de jonkvrouw dit had gehoord, ging ze naar haar kamer, zich schamende, dat zij den jongeling haar liefde had beleden. Zij bleef wakker, en weder vingen alle stemmen in haar te spreken aan.

Er is een Macht, hooger, grooter, dan al de aardsche tezamen. Goede geesten hadden ons stellig omzweefd en ons die woorden in den mond gelegd, toen wij daar opkwamen voor ons geweten, onze ideeën, ons ideaal! Nog hoor ik Mama diepbedroefd zeggen: O, kind, waarom heb je mij niet vertrouwd? Wij hebben schuld beleden en alles Mama verteld.

Maar ook al neemt men aan, dat de van nature zoo verdraagzame Hindoes tot godsdienstige vervolgingen zijn overgegaan, en dat deze vervolgingen in strijd met hetgeen de geschiedenis schier overal elders leert eene godsdienst hebben uitgeroeid, in plaats van haar aanhangers tot nieuwen ijver te prikkelen en haar uitbreiding te bevorderen; al neemt men deze onwaarschijnlijkheden aan, dan nog stuit men op eene andere moeilijkheid: hoe is het denkbaar dat in een land, in zoo verschillende koninkrijken verdeeld, al die vorsten eensklaps tot het besluit zouden zijn gekomen om de sedert eeuwen door hunne voorvaderen beleden godsdienst af te zweren en hunne onderdanen te dwingen eene andere godsdienst aan te nemen?

Woord Van De Dag

veerenbed

Anderen Op Zoek