United States or Saint Pierre and Miquelon ? Vote for the TOP Country of the Week !


Maar immers ik ben geen recensent en al heeft een geestig vriend eens beweerd dat men zulke dingen niet zeggen moet, ik zeg het toch nog maar even heel zachtjes aan u, mijnheer de S. in de hoop dat men mij daardoor niet meer met de toezending van werken ter beoordeeling vereeren zal. Maar de fabriekskinderen! Komt daar nu niets van? Is dat al doodgebloed? Is die commissie van onderzoek....?

't Zal me waarlijk 'n groote voldoening wezen als deze uitgaaf wat spoediger uitgeput raakt dan de eerste, want zoo onbescheiden als men wil, maar heel oprecht ik geloof met zekeren my onbekenden recensent in den Spectator, dat er uit deze studie over Specialiteiten wel iets zou te leeren vallen voor Volksvertegenwoordigers, Kiezers en ... sommige anderen

En ofschoon men kan zeggen, dat het boek zóó geschreven had moeten zijn, dat het niet-verdoezelen daaruit bleek, het is duidelijk dat dit niet-blijken evenzeer aan den recensent als aan den schrijver liggen kan, en men hierbij het gebied der subjektieve kritiek betreedt, welke een heel ander iets is dan het vermeend-feitelijke waarop ik mijn beschuldiging grondde, en welke alleen dan ook nimmer uitgangspunt van zulk een beschuldiging mag zijn.

De literaire recensent, die zich hieraan schuldig maakt en aldus van den m.i. juisten weg afwijkt, doet te veel en maakt daardoor zijn arbeid minder betrouwbaar en minder waard.

[p.13] Maar ik zou geen mènsch moeten zijn, die altijd door het noodlot tot iets gedwongen wordt, om nu het mij iets verzòcht, dat niet lèkker te weigeren! Ik stel de vraag dus niet, doch alleen haar mogelijkheid, om even te laten gevoelen, dat het maken van onheusche gissingen alleen, door objectieve kritiek dient vermeden. Ik geloof: de vraag is malligheid. De heer Coenen heeft eenvoudig, zijn ander kritisch werk goed achtend, dit boek iets beters geacht. Maar hier mag dan toch weer de recensent te voorschijn treden en beweren dat dit een dwaling is: het tegendeel is het geval. Want die andere opstellen staan voor het meerendeel in levensgevoel niet beneden, vaak zelfs boven hun onderwerp. Dit is ver beneden het zijne. Tegenover the gentlemen who write, die Coenen zoo vaak behandelt, mag hij zoo glimlacherig-cynisch, zoo nemerig-en-geverig zijn als hij wil, op enkele uitzonderingen na staat hij tegenover gelijken, meest tegenover minderen.... Maar nu tegenover Dickens!... Gewaden en versierselen af, menschenkind, als bij de Multatuliaansche Gnomen, en hoe rouwiger uwe versierselen zijn des te eerder, want rouw past niet bij het kern-leven, bij het w

Ziehier wat onder meer drie Fransche bladen zeiden van dat gewrocht: La Liberté van 18 December 1868: "'t Is een heldendicht in proza, waarin het bloed zoo rijkelijk vloeit als het bier. Men zou zeggen een kermis rondom eenen brandstapel". Le Constitutionnel, 9 December 1868, wijdde drie groote kolommen aan Uilenspiegel, waarin de recensent het boek met Goethe's Faust vergelijkt.

Nu moet ik echter uw aandacht daarvan afleiden. Wij zullen ons dezen keer en ge hebt 't uit den aanvang van dit [p.30] opstel reeds bemerkt niet slechts hebben bezig te houden met schrijvers, die, om dezen of genen reden, tijdelijken afstand tusschen zich en hun onderwerp behoefden, maar ook met hen wien de ruimtelijke tusschen dat en hun lezers verkieslijk scheen. En hierbij denk ik in de allereerste plaats aan den roman De Vreemde Heerschers, Een Verhaal van de Italiaansche Meren, door C. en M. Scharten-Antink, fournisseurs de la cour. Dezen laatsten titel zult ge weliswaar door de prijzenswaardige nederigheid der gelukkige bezitters niet op eenigen plek in het boek vermeld vinden, maar, laat mij u zeggen, dat hij niettemin een zeer werkelijk bestaande waardigheid representeert. De heer en mevrouw Scharten zijn het gij zult mij veroorloven steeds van den heer en mevrouw Scharten als éénheid te spreken en niet die critici na te volgen, die voortdurend in dit geval den zonderlingen waan schijnen te koesteren, dat wat de Heer vereend heeft, de recensent mag scheiden! het echtpaar Scharten is het, niet voornamelijk wijl het de erkende romanleverancier van De Gids is, ook niet wijl het de onschuldige liefhebberij van meerdere zéér voorname winkeliers heeft, een overvloed van kaartjes-met-uitheemsche- woorden over hun étalagewaren te strooien en evenmin, wijl het 't eene seizoen in Soieries Françaises, 'n ander in Inverniciatura Italiana handelt en vermoedelijk 'n derde jaar in High-life tailor-made Dressing-gowns, maar nooit ofte nimmer in ordinaire hollandsche katoentjes zal "doen" neen, de heer en mevrouw Scharten zijn 't vóóral, omdat zij er feilloos in slagen, alles waarin zij negotie drijven, absoluut hoffähig te maken, van de boerengeslachten van Cavarna af, tot het lustige weeuwtje, "het Mayertje" toe, en dat wel op zoo'n savante en kunstige manier, dat, als je gòed proeft, de boeren zoowel als het Mayertje, trots de ingewikkeld desinfecteerende bewerking die zij hebben ondergaan, toch nog, respektievelijk, naar boeren en naar een cocotte smaken! Maar ge weet zoo min wellicht [p.31] wie de Cavarner landlieden als het lustige weeuwtje zijn. Laat mij dus even een en ander ordelijk vertellen. Onder de oppervlakte van dit boek-land laaien twee machtige vuurstroomen die ik in mijn gewone doen dramatische konflikten zou noemen, maar mijn geest is op het oogenblik zóó in de Italiaansche sfeer gevangen, dat ik van niets anders dan van Etna's en Vesuviussen droom! Van dit onderaardsche vuur leeft het geheele Schartensche land met al zijn wezens, maar het kent er ook de lava-erupties en aschregens [p.32] door, die het met een grauwe wade van leed en rampen bedekken. Daar hebben we aan den eenen kant de Muzzo's, waarvan de ouderen verlaten op den vaderlijken grond achterblijven, wijl de jongeren verlokt door het vele geld-verdienen in Amerika, de een na den ander daarheen vertrekken, om nooit weer terug te keeren: het eene konflikt veroorzaakt door vreemden invloed. Daar hebben we aan den anderen kant de invasie der Duitschers in Italië, die met hun flair voor zaken-doen den landszonen de beste brokken voor den neus wegkapen: het tweede konflikt. Ter eenre zijde dus: het kapitaal, dat het beste bloed uit het land zuigt, ter andere: het kapitaal, dat het gewin uit het land trekt. Een beeld dus van het internationale kapitaal in onbewust bondgenootschap alles dienstbaar makend aan zijn belangen. En dat beeld wordt er des te volkomener door en blijkt zelfs rijk aan een ongezochte symboliek, als we erop letten dat de roomsche priester Jacchini de handlanger en adviseur van het duitsche kapitaal is! Op deze tendenzen der huidige samenleving de hand te hebben [p.33] gelegd, en ongetwijfeld een in-kunst-herscheppende hand, d

Mijn speciale vriend Jules Bruin, 'n veelbelovend talent, modelleur, beeldhouwer, Mijnheer Drogers, letterkundige, Mijnheer Coquenard, particulier, Mijnheer Assman, criticus van De Morgenster en de Kunstbode. Dr. Operling recensent van de Dichtwarande zelf ook beroemd door zijn verzen. Aangenaam! zei Bruin. Engeném! Meneer Drogers boog stijfjes het hoofd. Charmé!

Het publiek heeft dezen recensent gelijk gegeven, want Den Gulden Winckel gaat nu reeds zijn dertienden jaargang in. Proefnummer wordt gaarne gratis en franco toegezonden door de Hollandia-Drukkerij te Baarn Levensschetsen (met portret)