Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 19 mei 2025


En de middelen...? Excellentie! indien het geld dan werkelijk een bezwaar ofschoon toch in veler oogen zeer zeker een allerlaatste bezwaar kan wezen, welnu, dan neem ik de vrijheid om, als equivalent voor 't geen de arme fabriekskinderen den Staat zullen kosten, UExc. het denkbeeld aan de hand te doen van een andere kinderwet er tegenover.

Behaagt hier de eenvoud in de kleine landelijke woning, scherper wordt de toon van den dichter, als hij in "Fabriekskinderen" den rijken, edelmoedigen student tegenover het tienjarig straatjongetje zet, in den winternacht slapende op eene stoep gevonden. De student redde het kind van doodvriezen, nam het in zijne armen naar zijne kamer en legde het in zijn ledikant.

Den Haag, 22 Jan. 66. Aan den WelEd. Z.Gel. Heer Dr. S. Sr. Coronel. Geachte Heer! Ontvang mijn vriendelijken dank dat gij naar aanleiding van mijne regelen in den Spectator, nog eens de belangen der arme fabriekskinderen hebt ter sprake gebracht. Mij dunkt wij zijn het volkomen eens. Men moet geduld hebben ofschoon het moeite kost.

En, ware het niet de grootste onredelijkheid om de volgende geslachten fabriekskinderen, ja, de nu reeds ter exploitatie aangewezen maar nog wat al te jeugdige wurmen, meedoogenloos op te offeren voor de mogelijke, maar stellig ras voorbijgaande gevolgen van dien eersten schok! Ten 4de. Dat de kinderen nog meer zullen te lijden krijgen is alweder een onjuiste voorstelling.

Excellentie, de volksgeest wil verbetering van 't lot der fabriekskinderen. Immers van welke richting of begrippen ook, er is geen Nederlander, die een toestemmend antwoord zal geven op de vraag: Vindt gij 't waarachtig goed dat jonge kinderen zoo boven hunne krachten werken, en zoo ellendig onwetend blijven? Goddank! geen Nederlander wil dat in ernst. Die 't feit dulden, ze zijn verblind.

In de hoop dat dit schrijven in 't belang der arme fabriekskinderen mijn laatste zal kunnen zijn, richt ik het tot U, Excellentie, Minister van Binnenlandsche Zaken!

Daar blijft voor mij iets bijna ongeloofelijks in het denkbeeld van een jong Gallilaiër van het land, die zich voorstelt dat hij op zijn eigen schouders zoû kunnen dragen den last der geheele wereld, al wat reeds gedaan en geleden was, en alles wat nog gedaan en geleden moest worden: de zonden van Nero, van Cesare Borgia, van Alexander VI, van hem die keizer van Rome was en priester van de Zon; het lijden van hen wier namen legio zijn en wier woning is tusschen de graven, onderdrukte volkeren, fabriekskinderen, dieven, gevangenen, uitgeworpenen, diegenen die stom zijn onder de verdrukking en wier stilte gehoord wordt alleen door God , en die zich dat niet enkel voorstelt, maar het in werkelijkheid volvoert, zoodat nog op dit oogenblik al wie in aanraking komen met zijn persoonlijkheid, zelfs al buigen zij zich niet voor zijn altaar noch knielen voor zijn priester, meer of min ervaren dat het terugstootende van hun zonde is weggenomen, en de schoonheid van hun smart hun is geopenbaard.

En toen hij thuis kwam, en zijn eigen kinderen liefkoosde en kuste ach, hij wist niet waarom zoo anders dan gewoonlijk toen hij daar verhalen moest van die bleeke holoogige dwergjes, die men fabriekskinderen noemt; en de zijnen daar dwong om te eten, neen, om slechts een enkele kruimel te proeven van den erbarmelijken kalkmeel-poffer, die het leven dier arme kleinen moet rekken voor een geestdoodenden arbeid van 12-15 uren daags.

Maar immers ik ben geen recensent en al heeft een geestig vriend eens beweerd dat men zulke dingen niet zeggen moet, ik zeg het toch nog maar even heel zachtjes aan u, mijnheer de S. in de hoop dat men mij daardoor niet meer met de toezending van werken ter beoordeeling vereeren zal. Maar de fabriekskinderen! Komt daar nu niets van? Is dat al doodgebloed? Is die commissie van onderzoek....?

Ik weet niet wie er zou gelachen hebben om de inderdaad overdreven goedheid van den student, maar zeker, zeer zeker zijn lieve moeder niet; zij zou een traan hebben weggepinkt; zij zou.... Doch genoeg, de zoon denkt het allerminst om zich zelf; hij heeft slechts oogen voor het arme schaap, het knaapje dat zeker één van die ongelukkige fabriekskinderen is, waarvan men hem wel eens verhaalde, één van de ongelukkige wezens, die geboren worden met den vloek, dat hun lichaam niet een tempel, maar een ellendige kerker zal zijn voor den geest, die sprank van het eeuwige, van het ideaal, die sprank der Godheid zelve.

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek