United States or Falkland Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ook de loodsen, op al de Oostelijke zeeën goed bekend, waren Grieken. Zij hadden ongeloofelijk veel buit behaald, zoodat niet alleen op zee, maar ook in de steden angst en schrik heerschten. De handel stond bijna geheel stil. Waar bevonden de zeeroovers zich thans? Op deze vraag, voor Arrius van het meeste gewicht, kreeg hij nu het antwoord.

De tribuun dacht een oogenblik na en zeide toen: Mocht ik op het dek zijn als zijn tijd om is, zend hem dan bij mij; maar alleen. Ongeveer twee uren later stond Arrius onder het windhuisje. De stuurman zat aan 't roer, enkele matrozen lagen in de schaduw van het zeil te slapen, op een van de stangen zat een wachter. Opziende zag de tribuun N°. 60 naderen.

O edele Romein! vervolgde Ben-Hur, schenk mij geloof, en doe een straal van licht vallen in mijne duisternis. Arrius wendde zich af en wandelde het dek op en neer. Hebt gij een verhoor ondergaan? vraagde hij, eensklaps stilstaande. Neen. De Romein zag verbaasd op. Niet verhoord geen getuigen opgeroepen? Wie heeft het vonnis over u uitgesproken?

Is er geen ander teeken, waaraan men een Romeinsche galei herkennen kan? Jawel, de Romeinschen voeren een helm op den top van den mast. Dan kan ik u gelukwenschen. Ik zie den helm. Nog was Arrius er niet gerust op. De mannen in het bootje nemen schipbreukelingen op. Zeeroovers zullen wel niet zoo medelijdend zijn.

Hij is een Jood, of Momus leende zijne moeder het verkeerde masker. Het gesprek dreigde in twist te ontaarden, maar Messala kwam tusschenbeide. De wijn is nog niet gekomen, Drusus, zeide hij. Wat Arrius betreft, ik zal gelooven wat gij zegt. Vertel mij dus wat gij van hem weet.

Toen hij zichzelven genoeg meester was zag hij den tribuun flink aan en zeide: Ik werd beschuldigd van een moordaanslag op Valerius Gratus, den procurator. Gij! riep Arrius, wiens verbazing nog grooter werd. Gij die moordenaar! Geheel Rome was er over verontwaardigd. Ik lag met mijn schip te Lodinum, en hoorde het daar. Beiden zagen elkander zwijgend aan.

Kunt gij haar nationaliteit herkennen? Neen, ik heb altijd op de roeiersbank gezeten. Heeft zij een vlag in top? Ik kan er geen zien, het is nog te ver af. Arrius zweeg eenige oogenblikken. Ten laatste vraagde hij: Houdt de galei nog koers hierheen? Ja. Kunt gij nu de vlag onderscheiden? Zij heeft geen vlag. Een ander kenteeken soms? Een zeil.

Ongetwijfeld spreekt deze Arrius verscheidene talen, anders kon hij niet vandaag Jood, morgen Romein zijn. Maar kan hij zich ook in de schoone taal der Atheners vloeiend uitdrukken? Die spreekt hij zoo zuiver, Messala, dat hij er gerust als redenaar in zou kunnen optreden. Hoort gij het wel, Caius? die knaap kan op zijn Grieksch een vrouw begroeten, dat is dus vijf. Wat zegt gij er van?

Hij zal gaan waar gij dat verlangt, zoon van Arrius, ja, bij de heerlijkheid van Salomo! indien gij het zoudt durven bestaan, hij zou u brengen tot in de kaken van den leeuw. Het tuig werd gebracht. Met eigen hand legde Ben-Hur den paarden het gebit in den mond. Met eigen hand leidde hij hen buiten de tent, en ordende de teugels. Breng mij Sirius, zeide hij.

Tribuun, ik zal u naar waarheid antwoorden. Den avond vóór dien vreeselijken dag had mijne moeder mij toegestaan soldaat te worden. Daar wensch ik bij te blijven, en daar er in de geheele wereld slechts ééne leerschool is, zou ik daar heengaan. De arena! riep Arrius. Neen, een Romeinsch kamp. Maar gij moet toch eerst de wapenen leeren hanteeren.