Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 16 juli 2025
En de jonge Provençaalse zingt: »Wat zal ik u zeggen waarom ik zo vol liefde ben," en zij zelf en haar vriendinnen vallen haar in de rede: »Coindetta sui..." »Knap ben ik, maar ik heb verdriet over mijn man, ik wil niets van hem weten want ik ben maar klein en jong en een maagd, ik moest een man hebben waar ik plezier in kon hebben... Maar God weet dat ik geen smaak heb in mijn echtgenoot, als ik hem zie, wens ik slechts dat de dood hem van mij wegneemt.
Toen herkende Uilenspiegel de lieftallige vrouw en, van op het schip, riep hij heur toe: Wilt gij ons volgen? Tot in het graf, zeide zij, maar ik mag niet.... Gij zoudt goed doen, sprak Uilenspiegel; bedenk toch: als de nachtegaal in het bosch blijft, is hij gelukkig en zingt hij: maar als hij het verlaat en zijne broze vleugelen waagt in den wind van de wijde zee, breekt hij ze en sterft hij.
Maar 't gaat niet altyd door, want... ik ben er ook geweest. Gut, wat keek je gek, toen ik je vertelde van die suikerdemangelen! Maar ik zou je wat van die kyrie zeggen. Als Koens hem zingt... o! In z'n kamer, meen ik, want in de kerk doet-i 't niet graag. Styn heeft er van gehuild, want het is heel gehoorig by ons, we kunnen elkander best hooren zuchten... maar ik zucht nooit.
In al deze gevallen wordt hij goed begrepen. Het gezang van het mannetje steekt niet uit, het onderscheidt zich vooral door eenige ratelende geluiden en kan moeielijk goed omschreven worden. In de vrije natuur wordt het vóór en gedurende den broedtijd voorgedragen; in de kooi zingt de Goudvink bijna het geheele jaar door."
Evenals bij zoovele Grondzangers bestaat ook de lokstem van het Blauwborstje uit de klanken "Tak tak"; een zacht, als "Fied, fied" klinkend geluid drukt teederheid, een onnavolgbaar gekras toorn uit. Het gezang is bij de verschillende soorten ongelijk. Het best en het meest zingt het Witvlek-blauwborstje, het slechtst het Toendra-blauwborstje.
Nu niet meer, zooals Jan Luyken zingt Jan Luyken, die, zoo'n kwast als hij was, toch wel een paar geestige minnedeuntjes uit zijne lier getokkeld heeft , nu niet meer in »onzalige eenzaamheyt, vol quijnende ongenuchten" maar In den blijden staat Van hem wien 't is gegeven Door 't soet gelaat Van zijn beminde nooyt te zijn verzaat! Zóó ver echter waren wij toen in lang nog niet.
Zij zingt nog. Kom, mijne liefste, kom, ontvlucht uwen armen Lamme niet meer, die zonder u zoo moederziel alleen was op de wereld. Nele nam zijne hand vast en legde de heure op zijn voorhoofd. Hij heeft nog koorts, sprak zij. Snijdt de koorden door, zei Lamme; geeft mij eene sloep! Ik ben levend, ik ben gelukkig, ik ben genezen!
Liefde denkt immers geen kwaad en hij.... ginds zit hij nu neder, en zingt met zijn vrienden een statigen psalm. Hebt ge dien man wel gezien, dien leelijken man, met zijn neus als een aardappel, een bruine groote neus met wratten er op?
Alleen de frissche lentewind waait streelendzoet over de wijde velden. In stillen ondertoon zingt hij zijn eeuwigdurend lied.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek